33587 |
sjalot |
jung:
eigen spellingsysteem
jung (L265p Meijel),
junj (L265p Meijel),
sjalot:
sjəlòt (L265p Meijel),
eigen spellingsysteem
sjalot (L265p Meijel),
eigen spellingsysteem ook wel
sjalot (L265p Meijel),
Nijmeegs (WBD)
sjəlót (L265p Meijel),
oude spellingsysteem
sjalotten (L265p Meijel),
sjarlot:
šərloͅtə (L265p Meijel)
|
Een sjalot, een soort van kleine ui (sjalot, sjarlot, schaloeneke). [N 82 (1981)] || Hoe noemt u: de sjalot (allium ascalonicum - fam. liliaceae) [N 71 (1975)]
I-7
|
21143 |
sjees |
sjees:
šiǝs (L265p Meijel),
sjees (<fr.):
sjees (L265p Meijel),
sjîes (L265p Meijel),
sjeesje:
šiǝskǝ (L265p Meijel)
|
een licht, hoog tweewielig rijtuig met een kap [sjees] [N 90 (1982)] || Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr]
I-13, III-3-1
|
22408 |
sjoelbak |
sjoelbak:
sjoelbak (L265p Meijel)
|
Het spel waarbij gebruik gemaakt wordt van een lange bak, aan het ene eind open en met aan het andere eind vakjes waarin schijven schuivend geworpen moeten worden [sjoelbakken, sjoelen, bakken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22477 |
sjoelen |
sjoelen:
sjulə (L265p Meijel)
|
Het spel waarbij gebruik gemaakt wordt van een lange bak, aan het ene eind open en met aan het andere eind vakjes waarin schijven schuivend geworpen moeten worden [sjoelbakken, sjoelen, bakken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33550 |
sla, algemeen |
salade:
slaaj (L265p Meijel)
|
Hoe noemt u: sla in het algemeen [N 71 (1975)]
I-7
|
17870 |
slaan |
slaan:
bont ɛn blòu gəslāgə (L265p Meijel),
slo ou òm ou òrə (L265p Meijel),
slò:ə (L265p Meijel)
|
bont en blauw geslagen [RND] || ik sla je (met de potlepel) om je oren [DC 03 (1934)] || slaan [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
33028 |
slaan met de zicht |
houwen:
hǫu̯ǝ (L265p Meijel)
|
De slaande beweging maken met de zicht. Zeer vaak werd voor deze vraag dezelfde opgave gegeven als voor de algemene vraag "maaien met de zicht". Hier zijn alleen de opgaven opgenomen die niet identiek zijn met de vragen "inkappen" of algemeen "maaien met de zicht". Zie ook de toelichting bij het vorige lemma ''maaien met de zicht'' (4.2.1). [N 15, 16f; monogr.]
I-4
|
17744 |
slaap |
slaap:
slaap (L265p Meijel),
slaop (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
Slaap: de behoefte aan volkomen rust van de zintuigen en het bewust zijn (slaap, vaak). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24818 |
slaapbol |
klaproos:
klaproës (L265p Meijel)
|
Papaver somniferum L. [DC 48 (1973)]
III-4-3
|
18596 |
slaapmuts |
slaapmuts:
slaapmuts (L265p Meijel),
slaopmuts (L265p Meijel)
|
slaapmuts [pietermöts [N 25 (1964)]
III-1-3
|