22429 |
tegen de bal schoppen |
schoppen:
sjuppe (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
sjøpə (L265p Meijel)
|
Schuppen: tegen de bal schoppen in het voetbalspel. || Tegen de bal schoppen in het voetbalspel [schoppen, trappen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
28623 |
tegen het doek jagen |
tegen het kleedje jagen:
tēgǝ ǝt klętjǝ jāgǝ (L265p Meijel)
|
Vroegere methode van zwermverhindering. Men doekt de korf op en sluit het vlieggat, alsof men wil afjagen. De bedoeling is dat de koninginnepoppen in de doppen afsterven, doordat zij op het weke achterlijf rusten en in elkaar zakken bij het kloppen. Het is geen afdoende manier om het zwermen te verhinderen. [N 63, 96b; monogr.]
II-6
|
21884 |
tegenvaller |
brokken:
brokke (L265p Meijel),
veel verliezen (ww.):
veul vərlórrə (L265p Meijel)
|
een zwaar geldelijk verlies [krook] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21998 |
tegenwind |
wind in:
wenjtj en (L265p Meijel)
|
Hoe zegt men: de duiven vliegen met de wind tegen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22185 |
tegenwind, met ~ vliegen |
in de windrichting:
in de windrigting (L265p Meijel)
|
Hoe zegt men: de duiven vliegen met de wind tegen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20243 |
tehuis voor ouden van dagen |
bejaardenhuis:
bejaardenhusj (L265p Meijel),
gesticht:
gesteecht (L265p Meijel)
|
instelling waar oude mensen kunnen wonen /verzorgd worden
III-2-2
|
21210 |
telefoon |
telefoon:
telefoon (L265p Meijel),
tilləfoon (L265p Meijel)
|
het toestel om de menselijke stem over te brengen [telefoon] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21211 |
telefooncel |
telefooncel:
telefooncel (L265p Meijel),
tilləfoonsèl (L265p Meijel)
|
het kleine vertrek van waaruit men kan telefoneren [telefooncel, cel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21208 |
telegram |
telegram:
telegram (L265p Meijel),
tilləgram (L265p Meijel)
|
een per telegraaf overgebracht bericht [telegram, draadbericht] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32965 |
telen, verbouwen |
akkeren:
ɛkǝrǝ (L265p Meijel),
poten:
pōtǝ (L265p Meijel),
zaaien:
zɛ̄i̯ǝ (L265p Meijel)
|
Het voor gebruik tot ontwikkeling brengen van een gewas. Zie ook de meer specifieke lemma''s ''zaaien'' (2.1) en ''poten, planten'' in aflevering I.5. Voor twachten zie Rutten, Haspengouwsch Idioticon 239: "winnen van zaad". [N Q, 9; L 1 a-m; S 20; Wi 43; monogr.]
I-4
|