e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voergang in een dubbele stal voedergang: [voergang] (Meijel) In een dubbele stal, waar de koeien met de koppen naar elkaar toe staan, dient de middengang als voedergang en als hij breed genoeg is tevens als opslagplaats voor (groen)voeder. Het lemma omvat benamingen zowel voor de middengang in het algemeen als voor de middengang als voedergang. Zie voor de fonetische documentatie van (voedergang), (voergang) en (voerij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). Zie afbeelding 9. [N 5A, 57a; add. uit N 5A, 48b] I-6
voering voering: vureŋ (Meijel), voeringleer: vureŋlę̄r (Meijel) De bekleding van leer of van stoffen die binnen in de schoen wordt aangebracht. [N 60, 16] || De ijzeren band of houten bedekking om de velg of velgen van het aswiel heen. Een aantal woordtypen zoals remvelg (l 316) en vangvelling (l 289) verwijst naar het feit dat de vang , de reminrichting van de windmolen, rechtstreeks om de voering van het aswiel heen bevestigd is. Zie ook het lemma ɛvellingɛ.' [N O, 11k; A 42A, 79] II-10, II-3
voering, voeringstof voering: vureŋ (Meijel) Stof waarmee kledingstukken van binnen bekleed worden. [N 62, 18a; N 62, 84; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 29; MW; S 41; monogr.] II-7
voeringleersoorten bazaan: bazān (Meijel), schapeleer: šǭpǝlę̄r (Meijel) Leersoorten die voor de voering van schoenen worden gebruikt. [N 60, 4a; N 60, 4b] II-10
voerschep schepper: šøpǝr (Meijel), voerschotel: vūršotǝl (Meijel) Schep zonder steel om voer uit de koe- of varkensketel te scheppen. [N 18, 9a en 132; JG 1a, 1b] I-11
voertuig voertuig: voertuig (Meijel), wagen: waagə (Meijel) de algemene naam voor een constructie op wielen die geduwd of getrokken wordt of door een motor voortbewogen wordt en die bedoeld is om personen of goederen te vervoeren [voertuig, voiture] [N 90 (1982)] III-3-1
voet bodem: bojǝm (Meijel) Het voetstuk dat onder aan de mand wordt gevlochten om beschadiging van de mand te voorkomen. Een versleten voet kan worden vervangen. [N 40, 59; N 40, 60; N 40, 68] II-12
voet van de pijler voet pijler: vut [pijler] (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Gewoonlijk het laagstliggende einde van de pijler; hier worden over het algemeen de in de pijler gewonnen kolen afgevoerd. Voor de fonetische documentatie van de woorden en woorddelen (pijler) en (streb) zie men het lemma Pijler. [N 95, 279] II-5
voet, maat van 0,28 m voet: voet (Meijel), vōēt (Meijel) de maat die een lengte aangeeft van 28 cm [voet] [N 91 (1982)] III-4-4
voetenbankje voetbankje: vootbenkske (Meijel) Het bankje om de voeten op te zetten [vootebenkske?]. [N 96A (1989)] III-3-3