e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
waterdamp, wasem damp: damp (Meijel), wasem: wassəm (Meijel) Zichtbaar gasmengsel dat bij het koken van water opstijgt (damp, blaak) [N 79 (1979)] III-2-1
waterdichte laars lieslaars: lieslaars (Meijel, ... ), lislārzə (Meijel), rubberlaars: røbərlārzə (Meijel), stevel: stevel (Meijel), stevels (Meijel) Heeft u een verzamelnaam voor waterlaarzen? (waterwerk?) [N 60 (1973)] || Hoge laarzen met een schacht tot in de lies en waterdicht, met gekliefde naden in de schacht. (waterlaars, lieslaars?) [N 60 (1973)] || laars, lange waterdichte ~ waarvan de schacht tot aan de lies reikt [watersjtievel, lieslaars] [N 24 (1964)] III-1-3
waterdorpel raamdorpel: rāmdø̜rpǝl (Meijel), vensterbank: vęnstǝrbaŋk (Meijel) Horizontale laag bakstenen of natuursteen aan de onderkant van een raamkozijn. De waterdorpel wordt vooral toegepast bij zeer dikke muren. Wordt de dorpel uit bakstenen samengesteld, dan worden deze gemetseld in de vorm van een afwaterend gestelde rollaag. Zie ook afb. 57e. In Q 194 werd voor een waterdorpel gebruik gemaakt van 'ijzerklinkers' ('īzǝrklēŋkǝrs'), in K 353 van arduin. [N 55, 44c; N 32, 12c; L 31, 12a; monogr.; S 39, add.; A 46, 10c, add.] II-9
watergalerij watergalerij: watǝrgalǝrę̄j (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Julia]) Galerij die alleen dient voor het verzamelen, volgens de invuller uit Q 113 daarnaast ook voor de afvoer van mijnwater als uitbreiding van de schachtput (zie ook het lemma Schachtput). [N 95, 378; monogr.] II-5
watergoot zouw: zǫw (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Maurits]) Open watergoot die beneden langs de zijwand van de steengang of galerij loopt. De goot ligt lager dan de rest van de vloer van de gang en wordt meteen bij het drijven ervan meegeschoten. [N 95, 787; N 95, 790; monogr.] II-5
waterhoen schuimeendje: sjuumèntje (Meijel), waterhoentje: watterhoentje (Meijel), watərhuntjə (Meijel) waterhoen || waterhoen (33 rode bles en wit onder de staart, die vaak wordt opgewipt; algemeen [N 09 (1961)] III-4-1
waterige kost slobber: slŏĕbbər (Meijel), sloeber  slŏĕbbər (Meijel), slobbervoer: slobbervoer (Meijel) slobber; Hoe noemt U: Waterachtig voedsel (zwans, zwadder, zwadderatie, slidder, slierp, slobber, slobbering) [N 80 (1980)] III-2-3
waterketel, moor moor: moe:r (Meijel) waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (moor, meur) [N 20 (zj)] III-2-1
waterleiding waterleiding: watterleiding (Meijel) het stelsel van buizen waardoor drinkwater naar huizen geleid wordt [lei] [N 90 (1982)] III-3-1
waterloot dief: eigen spellingsysteem bij tomaat  dief (Meijel, ... ), waterscheut: eigen spellingsysteem  wattersjeut (Meijel), eigen spellingsysteem bij bomen  wattersjeut (Meijel), Nijmeegs (WBD)  wattərsjēūt (Meijel), oude spellingsysteem  watterscheut (Meijel) Een tak die ontstaat op de stam (dief, waterlot). [N 82 (1981)] III-4-3