19457 |
waterdamp, wasem |
damp:
damp (L265p Meijel),
wasem:
wassəm (L265p Meijel)
|
Zichtbaar gasmengsel dat bij het koken van water opstijgt (damp, blaak) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18302 |
waterdichte laars |
lieslaars:
lieslaars (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
lislārzə (L265p Meijel),
rubberlaars:
røbərlārzə (L265p Meijel),
stevel:
stevel (L265p Meijel),
stevels (L265p Meijel)
|
Heeft u een verzamelnaam voor waterlaarzen? (waterwerk?) [N 60 (1973)] || Hoge laarzen met een schacht tot in de lies en waterdicht, met gekliefde naden in de schacht. (waterlaars, lieslaars?) [N 60 (1973)] || laars, lange waterdichte ~ waarvan de schacht tot aan de lies reikt [watersjtievel, lieslaars] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
30318 |
waterdorpel |
raamdorpel:
rāmdø̜rpǝl (L265p Meijel),
vensterbank:
vęnstǝrbaŋk (L265p Meijel)
|
Horizontale laag bakstenen of natuursteen aan de onderkant van een raamkozijn. De waterdorpel wordt vooral toegepast bij zeer dikke muren. Wordt de dorpel uit bakstenen samengesteld, dan worden deze gemetseld in de vorm van een afwaterend gestelde rollaag. Zie ook afb. 57e. In Q 194 werd voor een waterdorpel gebruik gemaakt van 'ijzerklinkers' ('īzǝrklēŋkǝrs'), in K 353 van arduin. [N 55, 44c; N 32, 12c; L 31, 12a; monogr.; S 39, add.; A 46, 10c, add.]
II-9
|
28141 |
watergalerij |
watergalerij:
watǝrgalǝrę̄j (L265p Meijel
[(Emma / Maurits)]
[Julia])
|
Galerij die alleen dient voor het verzamelen, volgens de invuller uit Q 113 daarnaast ook voor de afvoer van mijnwater als uitbreiding van de schachtput (zie ook het lemma Schachtput). [N 95, 378; monogr.]
II-5
|
28142 |
watergoot |
zouw:
zǫw (L265p Meijel
[(Emma / Maurits)]
[Maurits])
|
Open watergoot die beneden langs de zijwand van de steengang of galerij loopt. De goot ligt lager dan de rest van de vloer van de gang en wordt meteen bij het drijven ervan meegeschoten. [N 95, 787; N 95, 790; monogr.]
II-5
|
24273 |
waterhoen |
schuimeendje:
sjuumèntje (L265p Meijel),
waterhoentje:
watterhoentje (L265p Meijel),
watərhuntjə (L265p Meijel)
|
waterhoen || waterhoen (33 rode bles en wit onder de staart, die vaak wordt opgewipt; algemeen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20484 |
waterige kost |
slobber:
slŏĕbbər (L265p Meijel),
sloeber
slŏĕbbər (L265p Meijel),
slobbervoer:
slobbervoer (L265p Meijel)
|
slobber; Hoe noemt U: Waterachtig voedsel (zwans, zwadder, zwadderatie, slidder, slierp, slobber, slobbering) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19510 |
waterketel, moor |
moor:
moe:r (L265p Meijel)
|
waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (moor, meur) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21212 |
waterleiding |
waterleiding:
watterleiding (L265p Meijel)
|
het stelsel van buizen waardoor drinkwater naar huizen geleid wordt [lei] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24632 |
waterloot |
dief:
eigen spellingsysteem bij tomaat
dief (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
waterscheut:
eigen spellingsysteem
wattersjeut (L265p Meijel),
eigen spellingsysteem bij bomen
wattersjeut (L265p Meijel),
Nijmeegs (WBD)
wattərsjēūt (L265p Meijel),
oude spellingsysteem
watterscheut (L265p Meijel)
|
Een tak die ontstaat op de stam (dief, waterlot). [N 82 (1981)]
III-4-3
|