e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wegdassen slechten: slɛxtǝ (Meijel) Kwaststrepen in pas aangebrachte verf met behulp van een daskwast wegwerken. [N 67, 76b] II-9
weggebonkt veen omgeschoten moer: ø̄mgǝšōtǝ mūr (Meijel), oversteken peel: ø̜vǝrstē̜kǝ pīǝl (Meijel), weggebonkt moer: węxǝboŋkt mūr (Meijel) Veen dat eertijds is bewerkt en dat losse rommel is geworden. [I, 17] II-4
weggrissen graaien: grèèjə (Meijel), grissen: grisse (Meijel), gritsen (Meijel) grissen: Snel wegnemen (grissen, ritsen, keuteren, graaien). [N 84 (1981)] III-1-2
wegkwijnen wegkwelen: wèg kwèlen (Meijel), wegteren: wéchtīērə (Meijel), wégtere (Meijel) (Weg)kwijnen: langzaam achteruitgaan, gezegd van een zieke (kwijnen, kwelen, pratten, afteren). [N 84 (1981)] III-1-2
wegsnijden afdunnen: afdønǝ (Meijel) Wegsnijden van de naadinleg, kanten afdunnen. [N 59, 117b] II-7
wegwijzer handwijzer: handwiezer (Meijel), wegwijzer: wegwiezer (Meijel), wéchweezjər (Meijel) een plank, bord, enz. met de richting van de weg, de afstand enz. (hand, handwijzer, wegwijzer) [N 90 (1982)] III-3-1
wei groes: grūs (Meijel), wei: wē̜i̯ (Meijel), węi̯ (Meijel) In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.] I-8
weigerachtig afslaan: afslao (Meijel), niet doen: nie doe (Meijel), weigeren: weigere (Meijel) geneigd om te weigeren [weiger] [N 85 (1981)] III-1-4
weiland in het algemeen wei: wē̜i̯ (Meijel) Het totaal aan grasland waarop men de koeien kan laten grazen en waarop men kan hooien. [N 6, 33b; N P, 5; N 14, 50a; S 43; RND 20; A 10, 3; A 10, 4; monogr.] I-8
weinig voederen aftrekken: aftrèkke (Meijel), schraal houden: šrōͅl hāwə (Meijel) Hoe heet verder in Uw dialect: weinig voederen? [N 93 (1983)] III-3-2