e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zaniken, zeuren nosteren: nòstərə (Meijel), snoteren: snootərə (Meijel), zaniken: zanike (Meijel, ... ), zanikkə (Meijel), zemelen: zemelen (Meijel), zeuren: zeure (Meijel), zeurə (Meijel), zeveren: ziejvere (Meijel), zîevərə (Meijel) langdurig of telkens op dezelfde toon of lastige manier over iets spreken, bijv. om zich te beklagen [zeuren, zaniken, zemelen, nijnaaien, merelen, nosteren, memmen, melken, naaien, moesjanken] [N 87 (1981)] || steeds over een vervelende wijze over iets spreken [semmelen, zeveren, zagen, zemelen, zeuren, zaniken] [N 85 (1981)] III-3-1
zavel, lichte klei loodzand: grijze.  loeīdzand (Meijel), oer: ōēr (Meijel), papzand: gele-bruine.  papzand (Meijel), zand met ijzer: bruine.  zand met ijzer (Meijel), zavel: zavel (Meijel) zand met klei, beekbezinking [zavel] [N 81 (1980)] || zand met kwarts, gele, bruine of grijze aarde [zavel] [N 81 (1980)] III-4-4
zedelijk slecht meisje loeder: loeder (Meijel), slet: slet (Meijel), sloerie: sloerie (Meijel), slōērie (Meijel) een zedelijk slecht meisje [wiender, loeder, loopster, kit, duivin, lellebel, sloerie, wats, flauwtoet] [N 86 (1981)] III-2-2
zedenpreek donderpreek: dondərprēk (Meijel) Een zedenpreek, vermanende zedenles, sermoen. [N 96B (1989)] III-3-3
zedig braaf: braaf (Meijel), eerzaam: eerzaam (Meijel), netjes: netjes (Meijel), preuts: preuts (Meijel), zalig: zalig (Meijel), zedig: zedig (Meijel, ... ) Zedig. [N 96D (1989)] || Zedigheid. [N 96D (1989)] || zich strikt houdend binnen de grenzen van het zedelijk geoorloofde [stil, zedig] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-3
zedigheid zedigheid: zedigheid (Meijel) Zedigheid. [N 96D (1989)] III-3-3
zeef zeef: zie:f (Meijel), zij: zei (Meijel), #NAME?  zei (Meijel) zeef in het algemeen [N 20 (zj)] || zeef; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
zeef in de kalkbak zift: zeft (Meijel) Het rooster of de zeef in de kalkbak waarmee ongebluste deeltjes in de kalk kunnen worden opgevangen. [N 30, 32d] II-9
zeef in de wanmolen zift: zeft (Meijel) De zeef, in de vorm van een rooster, waarop de nog met graanafval vermengde korrels in de wanmolen vallen. Naar gelang de grootte van de korrel onderscheidt men wel de tarwezeef, de haverzeef, enz. In dit lemma gaat het alleen om het tweede deel van dergelijke samenstellingen; alleen wanneer een dergelijke samenstelling opponeert met de benaming voor de zandzeef (zie het lemma ''zandzaaf, onderste zeef in de wanmolen'', 6.3.8) is deze hier opgenomen. [N 14, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
zeef van de aardappelsorteermachine, algemeen zift: zeft (Meijel  [(mv zēfdǝ)]  ) In dit lemma staan de algemene benamingen voor de zeef in de sorteermachine bijeen. Voor zover er (lexicaal onderscheiden) aparte benamingen zijn voor de specifieke zeven, zijn deze in de drie volgende lemmata verwerkt. Vaak is het meervoud opgegeven: de zeven van de sorteermachine. [N 12, 34d] I-5