18670 |
zondagse kleren |
`s zondagsdingen:
sóndesdinge (L265p Meijel),
’sondags dinge (L265p Meijel),
`s zondagse kleren:
sondəsə kliər (L265p Meijel)
|
De kleren die men s zondags draagt. [DC 62 (1987)] || zondagse kleren || zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
29390 |
zondagsmuts |
lange muts:
lāŋ møts (L265p Meijel)
|
Muts voor zon- en feestdagen. In zowel Sevenum als Meijel droeg de boerin deze witte muts bij het ter kerke gaan, tijdens de kermis of bij het op reis gaan. Een toer van witte kant met witte of licht-rose bloemetjes werd over de muts gedragen. [N 61, 2a A]
II-7
|
33884 |
zondagsziekte |
maandag(s)ziekte:
mǭndexsziktǝ (L265p Meijel)
|
Een ernstige stofwisselingsstoornis in de spieren van de achterhand van het paard, meestal na een zware werkperiode. De aanleiding tot de ziekte -ook maandagziekte genoemd - is overmatige en dikwijls eenzijdige voeding gedurende een periode van stalrust tijdens het weekeinde, bestaande uit suiker- en zetmeelhoudende stoffen. Gaat het dier weer aan het werk, dan verbrandt de suiker en het melkzuur dat hierbij vrij komt beschadigt de spieren. Na het inspannen vertoont het paard loomheid, een korte stap en laat het hoofd hangen. Specifiek is tevens een onzekere en wijde gang van de achterhand, gepaard met overdadig zweten. Laat men het paard niet meteen rusten, dan zakt het door in het achterstel en laat zich vallen. [A 48A, 1; N 8, 90r; monogr.]
I-9
|
23339 |
zonde |
zonde:
zondə (L265p Meijel),
zunj (L265p Meijel)
|
Een zonde [zund, zung]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18890 |
zonder opzet |
buiten bezouwing:
butje besouwing (L265p Meijel),
niet bedoeld:
nie bedoelt (L265p Meijel),
per ongeluk:
pər óngəluk (L265p Meijel),
zonder bedoeling:
zonder bedoeling (L265p Meijel)
|
zonder opzet, zonder bedoeling [buiten besouw] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32762 |
zonder voor spitten |
voor de hand spaden:
vør dǝ hant [spaden] (L265p Meijel)
|
Manier van spitten waarbij men - anders dan bij het spitten in voren - min of meer in de breedte werkt en iedere spade grond voor zich uit (voor de hand) omlegt. [N 11, 65c; N 11A, 148b; div.]
I-1
|
26216 |
zonder zeilen en windborden |
zonder zeil en zonder planken:
zǫndǝr zęjl ęn zǫndǝr plɛŋk (L265p Meijel)
|
In l 432 werden de zeilen en windborden slechts verwijderd bij bijzonder zware storm. Een aantal woordtypen komt ook voor in het lemma ɛzonder zeilenɛ.' [N O, 7l]
II-3
|
20066 |
zonnebloem |
wilde zonnebloem:
eigen spellinsysteem
wilde zonnebloem (L265p Meijel)
|
Zonnebloem (heleanthus annuus) (kleine zonnebloem, zonneroos, zonnester, zonnebloem, zonnewende, helenium). [N 92 (1982)]
III-2-1
|
24756 |
zonnedauw |
vliegenvanger:
eigen spellinsysteem
vliegevènger (L265p Meijel),
zonnedauw:
WLD
zonədøͅw (L265p Meijel)
|
Ronde zonnedauw (drosera rotundifolia 5 tot 25 cm. Het is een insektenetend plantje; de blaadjes groeien in een rozet, zijn rond, met talrijke rode klierharen met kleverige knopjes (voor het vangen van insekten) en tevens lang gesteeld. De bloemen zijn [N 92 (1982)]
III-4-3
|
30978 |
zool |
onderwerk:
ondǝrwɛ̄rǝk (L265p Meijel),
zool:
zōl (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
Het gedeelte van de onderkant van de hoef rondom de straal (3.6.3). [N 8, 33] || Ondervlak van schoeisel, dat deel waarop men loopt. [N 60, 76; N 60, 233a]
I-9, II-10
|