e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Melderslo

Overzicht

Gevonden: 625
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
keel, strot keel: kɛəl (Melderslo) strot [RND] III-1-1
keelpijn pijn in de keel: pin inə kɛ.l (Melderslo) keelpijn [RND] III-1-2
keerstrook, wendakker vooreind: vø̄ręnt (Melderslo) Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.] I-1
kegels (mv.) kegels: mitə kɛgəls wört nimər mej gəspö.lt (Melderslo) met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND] III-3-2
kelder kelder: keͅldər (Melderslo) kelder [RND] III-2-1
kennen kennen: kenn (Melderslo) kennen (geen context) [DC 37 (1964)] III-1-4
kerel kerel: kɛl (Melderslo) kerel [RND] III-3-1
kermis kermis: kɛrməs (Melderslo) kermis [RND] III-3-2
kever, tor kever: kèvers (Melderslo) kever, tor [DC 30 (1958)] III-4-2
kiel jas: jas (Melderslo), kiel: keel (Melderslo) Hoe noemt men de (korte) werkjas? [DC 09 (1940)] || Korte werkjas, kiel. Hoe noemt men het kledingstuk, in de regel van blauw, soms van grijs katoen, een enkele maal ook wel van een andere kleur, dat hoofdzakelijk door boeren en landarbeiders, in het werk wordt gedragen? Het kledingstuk valt ruim om het li [DC 14A (1946)] III-1-3