34538 |
wit van het ei |
wit:
wet (P045p Meldert)
|
[JG 1b, 1c; monogr.]
I-12
|
30197 |
wolfsdak |
wolfsdak:
wǫlǝfs˱dak (P045p Meldert)
|
Zadeldak waarvan de topgevels zijn afgeknot. [N 4A, 23a; div.]
II-9
|
30198 |
wolfseinde |
halve walm:
halvǝ walǝm (P045p Meldert)
|
Driehoekig dakvlak boven een afgeknotte gevel. [N F, 47c; N 4A, 23b; N 4A, 23a; monogr.]
II-9
|
33943 |
wolfsgebit, gebroken gebit |
watertoom:
wātǝrtuǝm (P045p Meldert)
|
Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43]
I-10
|
25211 |
wolk alg. |
wolk:
woͅlk (P045p Meldert)
|
wolk [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
19835 |
wonen |
wonen:
wūnə (P045p Meldert),
wūənə (P045p Meldert)
|
wonen [ZND A1 (1940sq)], [ZND m]
III-2-1
|
21267 |
woord |
woord:
wort (P045p Meldert),
wōrt (P045p Meldert)
|
woord [RND], [ZND m]
III-3-1
|
34202 |
wormbulten |
butsen:
bøtsǝ (P045p Meldert)
|
In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk geïnfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.]
I-11
|
20853 |
worst |
worst:
wøͅst (P045p Meldert)
|
worst [ZND A1 (1940sq)]
III-2-3
|
32970 |
wortel |
wortel:
wø̜tǝl (P045p Meldert)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|