e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meldert

Overzicht

Gevonden: 1821
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ziekte ziekte: də ziektə ɛs bəsmɛttəlɛk (Meldert) die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)] III-1-2
zien, kijken kijken: kieken (Meldert), kīke (Meldert), zien: zɛɛin (Meldert) kijken [ZND 25 (1937)], [ZND m] || zien [RND] III-1-1
zijde zij: zēͅə (Meldert) zijde [ZND m] III-1-1
zijde spek zij: zai (Meldert) zijde spek [Goossens 1b (1960)] III-2-3
zijladder leer: līǝr (Meldert) Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.] I-13
zijwand sponnen: spǫnǝ (Meldert) Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.] I-13
zijwortel wortels: de w[ə}tels (Meldert) (dwars)wortels van een boom [N 27 (1965)] III-4-3
zingen zingen: zinge (Meldert) III. zingen; hij zong; gezongen. [ZND 25 (1937)] III-3-2
zinkbewerker zinkbewerker: zinkbewerker (Meldert) Ambachtsman die zink en blik verwerkt, dakgoten herstelt, etc. Een aantal opgaven kunnen mogelijk meer algemeen van toepassing zijn op een loodgieter. [N 64, 161b; L 34, 17a-b; monogr.; div.] II-11
zitbank bank: baŋk (Meldert, ... ) bank [ZND A1 (1940sq)] || op het eind van de bank [ZND 34 (1940)] III-2-1