e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meldert

Overzicht

Gevonden: 1821
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huishouden huishouden: høͅi̯shoͅu̯ə (Meldert) Wat een armzalig huishouden [ZND 32 (1939)] III-2-1
huismus, mus mus: mys (Meldert) mus [ZND 01 (1922)] III-4-1
huisweide dries: drei̯s (Meldert) I-7
iemand uitschelden uitmaken: plat  iemauw etmaken (Meldert), uitschijten: ēmant ētschēͅte (Meldert) Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)] III-1-4
iemands overlijden aanzeggen op de begrafenis noden: znd 32, 71;  oep də bəgraafənis nujə (Meldert) de buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [ZND 32 (1939)] III-2-2
ijzeren deurtje voor het ovengat ovendeksel: [oven]dęksǝl (Meldert) Het ijzeren deurtje waarmee het ovengat afgesloten wordt. Vergelijk het lemma "ovendeur" in aflevering II.1, pag. 71. Vroeger gebruikte men ter afslsuiting van de oven soms een lemen bal, die schotel genoemd werd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 25b] I-6
ijzeren eg ijzeren [eg]: ē̜zǝr [eg] (Meldert) De drie- of vierhoekige eg waarvan zowel het geraamte als de tanden van ijzer waren; zie afb. 55 en 56. Waar zulk een eg als onkruideg en/of als zaadeg diende, is vermeld in de betrokken lemmata verderop. De vorm die de ijzeren eg ter plaatse kon hebben, is hieronder voorgesteld door de tekens ‚àÜ en vierkant. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''.' [JG 1a + 1b add.; N 11, 70 + 71 + 72 add.; N 11A, 161; N J, 10; A 13, 16b; monogr.] I-2
ijzeren gaffel, oogstgaffel gaffel: gáfǝl (Meldert) Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.] I-3
ijzeren haak aan de puthaak vlim: vlem (Meldert) [ZND 32 (1939)] I-7
in een beek baden baden: boiə (Meldert) In een beek baden. [ZND 33 (1940)] III-3-2