e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meldert

Overzicht

Gevonden: 1821
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knecht knecht: kneͅXt (Meldert), ny knext (Meldert) een knecht [ZND A1 (1940sq)] || knecht [ZND m] III-3-1
knecht, algemeen boerenknecht: bǫu̯ǝrǝknęxt (Meldert), knecht: knęxt (Meldert) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6
knie knie: kəne.i (Meldert) knie [RND] III-1-1
knieband voor een stier of kalf knieband: knai̯bant (Meldert) IJzeren, soms houten beugel of ring aangebracht ter hoogte van de knie, meestal met een touw om de horens. Deze knieband wordt bevestigd om de koeien los te kunnen laten lopen en tevens ze in bedwang te kunnen houden. [N 3A, 14c; monogr.] I-11
knijpen nijpen: nēͅpə (Meldert), pitsen: pitsen (Meldert, ... ) iemand in de arm nijpen [ZND 34 (1940)] || nijpen [ZND m] III-1-2
knikker scheut: schø͂ͅt (Meldert) Knikker. [ZND m] III-3-2
knoeien, morsen, bevuilen smerig maken: smerig moakə (Meldert) bevuilen [ZND 32 (1939)] III-4-4
knollen uittrekken plukken: pløkǝ (Meldert) In oktober worden de bieten geoogst. Vroeger werden ze met een riek uitgestoken, later met een speciaal stuk gereedschap, zie het lemma Bietenrooier. Het bleef zwaar werk. Het object van het werkwoord is steeds "knollen" zoals in het lemma Knolvoer, Rapen (Coll.). Vergelijk ook het lemma Aardappels Rooien. [N Q, 11a; monogr.; add. uit Goossens 1963, kaart 17] I-5
knolraap, raap rapen: rǭpǝ (Meldert) Brassica rapa L. var. rapa. Knolraap is de gekweekte knol van de plant met de naam raapzaad, die een radijsachtige smaak heeft en doorgaans als veevoeder wordt geteeld, maar ook werd gegeten. Vergelijk ook de toelichting bij het lemma Koolraap (Bovengronds). De knollen zijn wit en hebben de grootte van een appel; het bovenste randje van de knol is vaak purperkleurig. Vaak worden ze in het stoppelveld gezaaid, na de graanoogst. De antwoorden zijn in het meervoud gegeven, behalve voor de verkleinvorm raapje dat aan het einde van het lemma is toegevoegd. [N 7, 16; N 12, 40; N 12A, 4b; JG 1b, 2c; L 6, 3a; L 41, 1; Wi 5; R 3, 31; monogr.; add uit N 12, 41 en Goossens 1963, kaart 20] I-5
knolvoer, rapen (coll.) groen: grøi̯n (Meldert) Rapen in het algemeen, als groenvoer of als ingekuild voer voor het vee gebruikt; herfstknollen. [N 12A, 4a; JG 1b, 2c; monogr.; add. uit N 11A, 29f en 29g; N 12, 40, N Q, 11a] I-5