21347 |
knecht |
knecht:
kneͅXt (P045p Meldert),
ny knext (P045p Meldert)
|
een knecht [ZND A1 (1940sq)] || knecht [ZND m]
III-3-1
|
33338 |
knecht, algemeen |
boerenknecht:
bǫu̯ǝrǝknęxt (P045p Meldert),
knecht:
knęxt (P045p Meldert)
|
[L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6]
I-6
|
17677 |
knie |
knie:
kəne.i (P045p Meldert)
|
knie [RND]
III-1-1
|
34221 |
knieband voor een stier of kalf |
knieband:
knai̯bant (P045p Meldert)
|
IJzeren, soms houten beugel of ring aangebracht ter hoogte van de knie, meestal met een touw om de horens. Deze knieband wordt bevestigd om de koeien los te kunnen laten lopen en tevens ze in bedwang te kunnen houden. [N 3A, 14c; monogr.]
I-11
|
17920 |
knijpen |
nijpen:
nēͅpə (P045p Meldert),
pitsen:
pitsen (P045p Meldert, ...
P045p Meldert)
|
iemand in de arm nijpen [ZND 34 (1940)] || nijpen [ZND m]
III-1-2
|
22363 |
knikker |
scheut:
schø͂ͅt (P045p Meldert)
|
Knikker. [ZND m]
III-3-2
|
25080 |
knoeien, morsen, bevuilen |
smerig maken:
smerig moakə (P045p Meldert)
|
bevuilen [ZND 32 (1939)]
III-4-4
|
33246 |
knollen uittrekken |
plukken:
pløkǝ (P045p Meldert)
|
In oktober worden de bieten geoogst. Vroeger werden ze met een riek uitgestoken, later met een speciaal stuk gereedschap, zie het lemma Bietenrooier. Het bleef zwaar werk. Het object van het werkwoord is steeds "knollen" zoals in het lemma Knolvoer, Rapen (Coll.). Vergelijk ook het lemma Aardappels Rooien. [N Q, 11a; monogr.; add. uit Goossens 1963, kaart 17]
I-5
|
33236 |
knolraap, raap |
rapen:
rǭpǝ (P045p Meldert)
|
Brassica rapa L. var. rapa. Knolraap is de gekweekte knol van de plant met de naam raapzaad, die een radijsachtige smaak heeft en doorgaans als veevoeder wordt geteeld, maar ook werd gegeten. Vergelijk ook de toelichting bij het lemma Koolraap (Bovengronds). De knollen zijn wit en hebben de grootte van een appel; het bovenste randje van de knol is vaak purperkleurig. Vaak worden ze in het stoppelveld gezaaid, na de graanoogst. De antwoorden zijn in het meervoud gegeven, behalve voor de verkleinvorm raapje dat aan het einde van het lemma is toegevoegd. [N 7, 16; N 12, 40; N 12A, 4b; JG 1b, 2c; L 6, 3a; L 41, 1; Wi 5; R 3, 31; monogr.; add uit N 12, 41 en Goossens 1963, kaart 20]
I-5
|
33237 |
knolvoer, rapen (coll.) |
groen:
grøi̯n (P045p Meldert)
|
Rapen in het algemeen, als groenvoer of als ingekuild voer voor het vee gebruikt; herfstknollen. [N 12A, 4a; JG 1b, 2c; monogr.; add. uit N 11A, 29f en 29g; N 12, 40, N Q, 11a]
I-5
|