e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Melick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kroonluchter kroonlamp: kroonlamp (Melick) Een veelarmige lamp in de kerk, luchter, kroonluchter. [N 96A (1989)] III-3-3
kropgat kropgat: krǫp˲gāt (Melick) Het gat dat zich midden in de loper bevindt en waarin het te malen graan loopt. Kweern in het woordtype kweernoog (l 331) verwijst naar de in die plaats gebruikelijke term voor de handmolen. Zie het lemma ɛhandmolenɛ.' [N O, 18o; A 42A, 35; N D, 8; Sche 53; Vds 129; Jan 128; Coe 93; Grof 119; N O, 18h] II-3
kruidenier winkelier: winkeleer (Melick) een winkelier, kleine handelaar in koffie, thee, rijst, meel, zout, zeep, gedroogde vruchten, specerijen enz. [kruidenier, epicier, komenij] [N 89 (1982)] III-3-1
kruidwis kruidwis: kroetwusj (Melick), kroetwösj (Melick) De bos kruiden die op 15 augustus gewijd werd, de kruidwis [krüdwis, kroetwusj]. [N 96C (1989)] || kruidwis [N 06 (1960)] III-3-2
kruidwis wijden kruidwiswijding: kroetwusj wieing (Melick) De wijding van de kruiden op 15 augustus [der kroetwusj zeëne]. [N 96C (1989)] III-3-2
kruim kruim: Syst. WBD  kroem (Melick) Het zachte binnenste van het brood (kruim?) [N 16 (1962)] III-2-3
kruinschering: kruin scheren kruin scheren: kruunsjaire (Melick) De kruinschering [kruungsjeëre]. [N 96D (1989)] III-3-3
kruipende boterbloem boterbloem: bôterbloom (Melick) Kruipende boterbloem (ranunculus repens 15 tot 50 cm hoog plantje met wortelende uitlopers; de stengels zijn opstijgend behaard; de bladeren zijn 3-tallig met ingesneden blaadjes; de bloemen hebben gegroefde steeltjes en zijn goudgeel van kleur; de kelk [N 92 (1982)] III-4-3
kruis kruis: kryts (Melick) Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] I-11
kruisbeeld crucifix (<lat.): kruusefiks (Melick), kruis: kruuts (Melick), (buitenshuis).  krŭŭ:ts (Melick), (in huis).  krūū.ts (Melick) Een beeld van Christus-aan-het-kruis [kruus, kruuts, kruu(t)sbeeld, kruusse-fiks?]. [N 96A (1989)] || Een kruisbeeld, het geheel van kruis en de eraan gehechte Christusfiguur. [N 96B (1989)] || Kruisbeeld [slivvenier, kruus, kruussefiks]. [N 06 (1960)] III-3-3