e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Melick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
maantje op de nagel maantje: mônkes (Melick) maantje: Lichter gekleurd gedeelte onderaan de vingernagels (maantje). [N 84 (1981)] III-1-1
maat, algemeen maat: moat (Melick) de eenheid waarmee lengten, inhouden etc. worden gemeten, in het algemeen [maat, pegel] [N 91 (1982)] III-4-4
maatje, maat van 0,1 liter maatje: (olie).  mûtje (Melick) de maat die een inhoud aangeeft van 0,1 liter [maatje] [N 91 (1982)] III-4-4
maatmand vatsmand: vātsmanj (Melick) Mand met bepaalde inhoudsmaat. Zie ook het lemma ɛvatɛ in wld II.3, pag. 159-160.' [N 20, 50; N 40, 94; N 40, 95; monogr.] II-12
mager schraal: sjraol (Melick) mager; Hoe noemt U: Mager, niet vet, gezegd van voedsel (schraal, schrekel) [N 80 (1980)] III-2-3
mager kalf schier kalfje: šīr kē̜fkǝ (Melick) [N 3A, 147b] I-11
mager worden afvallen: aafvalle (Melick) Mager worden: in omvang en gewicht afnemen (afslekkeren, krimpen, slinken). [N 84 (1981)] III-1-1
maken maken: maake (Melick) maken [DC 02 (1932)] III-1-4
mals, gezegd van boter week: weik (Melick) mals, goed smeerbaar, gezegd van boter (plat) [N 91 (1982)] III-2-3
man, mannelijke zangvogel mannetje: menke (Melick) mannelijke zangvogel (tersel) [N 83 (1981)] III-4-1