e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Melick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tweede luiden voor de mis trumpen: trumpe (Melick) Het tweede luiden vóór de hoogmis [tezamen luiden, tsezame loeë]. [N 96A (1989)] III-3-3
tweespeen tweespener: twēšpēnǝr (Melick) Koe die slechts uit twee spenen melk geeft. [N 3A, 66] I-11
ui, ajuin ooj: ooje (Melick) I-7
uienpannenkoek ajuinenkoek: Syst. WBD  oojekook (Melick) Pannekoek met in schijven gesneden uien (oojekook?) [N 16 (1962)] III-2-3
uier uier: ȳi̯ǝr (Melick) Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b] I-12
uil bosuil: bosjuul (Melick) bosuil III-4-1
uit de as gezeefde kolen oudding: aaddink (Melick) Hoe noemt u datgene dat uit de kachel komt en dat nog kan branden nadat de as eruit gezeefd is (van steenkool)? (bluskool, sintel, kooltjes, krikken) [N 104 (2000)] III-2-1
uitblinken uitblinken: oetblinke (Melick) schitteren boven iets of iemand anders, bijzonder begaafd zijn [uitstek zijn, uitblinken] [N 85 (1981)] III-1-4
uitdenken fantaseren: fantiseren (Melick) door nadenken ontwerpen; verzinnen [uitfineren, figeleren, uitprakkezeren, bedenken] [N 85 (1981)] III-1-4
uitdrogen daar zit een korst op: dǭ zet ǝn kǫrš op (Melick) Gezegd van slecht deeg. [N 29, 29c; monogr.] II-1