e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Merkelbeek

Overzicht

Gevonden: 2235
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kuifleeuwerik kuifleeuwerik: koĕflēuwərik (Merkelbeek) Hoe heet de kuifleeuwerik? [DC 06 (1938)] III-4-1
kuiken kuik: kȳkǝ (Merkelbeek) Jong van een kip. [A 6, 1d; Wi 4; RND 1; L 6, 20a; L 42, 32; JG 1a, 1b, 2c; S 14; Gwn 5, 15; Vld.; monogr.] I-12
kuiltje (in de kin / wangen) kuiltje: koelke (Merkelbeek), kulke (Merkelbeek) Een dergelijk deukje in de kin? [DC 21 (1952)] || Kuiltje in de wang: een kuiltje in de wang, bijv. als men lacht (putje). [N 84 (1981)] III-1-1
kuis, ingetogen kuis: kuus (Merkelbeek) kuis; rein van zeden; maagdelijk; ingetogen; zich onthoudend van zinnelijk genot [kuis, kies, zuiver] [N 86 (1981)] III-2-2
kuit kuit: kuut (Merkelbeek), kūt (Merkelbeek) kuit (wade) [DC 01 (1931)] III-1-1
kundig meesterlijk: meesterlik (Merkelbeek) een vaardigheid goed geleerd hebben [mannen, meester geraken] [N 85 (1981)] III-1-4
kwaadspreekster kletstante: kletsjtante (Merkelbeek), kwaadspreekster: kaodsjprèèkster (Merkelbeek) een vrouw die graag kwaad spreekt [kwadetong, vuiletong, kommeer, blameer, klapei] [N 85 (1981)] III-1-4
kwaadspreker kwaadspreker: kaodsjprèker (Merkelbeek) iemand die altijd kwaad spreekt van anderen [insteker] [N 85 (1981)] III-1-4
kwaal kwaal: kwaol (Merkelbeek, ... ), kwòal (Merkelbeek) kwaal [DC 02 (1932)] || Kwaal: langdurige of telkens terugkerende ziekte (kwaal, klets, muik). [N 84 (1981)] III-1-2
kwajongensstreek pretje: prèètje (Merkelbeek) min of meer onschuldige kindergrap [bate(n), bake(n)] [N 90 (1982)] III-3-1