24341 |
kwaken |
kwaken:
eigen spellingsysteem
kwakkert (Q034p Merkelbeek)
|
Hoe noemt u een kwakend geluid maken, gezegd van kikkers (kwaken) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18156 |
kwakzalver |
kwakzalver:
kwakzalver (Q034p Merkelbeek),
pisdokter:
pisdokter (Q034p Merkelbeek)
|
Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (charlatan, plak, polak, kwakkelaar, waterziender, pisdokter, kwakzalver). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21693 |
kwanselen |
verkwanselen:
verkwansele (Q034p Merkelbeek)
|
voortdurend zijn goederen ruilen of verkopen [kwanselen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18244 |
kwastje aan een halsketting |
trosje:
tröskös (Q034p Merkelbeek)
|
gouden kwastjes aan een halsketting [trosjes] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
24880 |
kweek |
kweek:
kweek (Q034p Merkelbeek),
kwēk (Q034p Merkelbeek)
|
Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweek (Agropyrum repens) [DC 26 (1954)]
I-5, III-4-3
|
21344 |
kwellen |
kwellen:
kwellen (Q034p Merkelbeek),
pesten:
peste (Q034p Merkelbeek),
plagen:
plaoge (Q034p Merkelbeek),
tempteren:
tempteren (Q034p Merkelbeek)
|
lichamelijk of geestelijk leed veroorzaken [plagen, kwellen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
17692 |
kwijl |
kwijl:
kwele (Q034p Merkelbeek)
|
Kwijl: uit de mond lopend speeksel (zever, kwijl). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
19980 |
kwispelstaarten |
kwispelen:
eigen spellingsysteem
kwispele (Q034p Merkelbeek)
|
Hoe noemt u de staart heen en weer bewegen, als teken van vriendschap, gezegd van honden (kwispelen, kwipselen, kwipselstaarten, kwispelstaarten) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
24925 |
laag grond |
laag:
laoch (Q034p Merkelbeek)
|
laag grond [laag, scheel, bank] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18301 |
laars tot of boven de knie |
stevel:
štēəvəle (Q034p Merkelbeek)
|
Hoe noemt men de laarzen (die tot of boven de knie reiken)? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|