e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Merkelbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nietsnut niksnutter: niksnötter (Merkelbeek), rekel: rĕkel (Merkelbeek) een persoon die tot niets deugt [leep, nietsnut, nietsnutter, nietsnutterik] [N 85 (1981)] || iemand die niets doet [druil, plod, patrak, loefer] [N 85 (1981)] III-1-4
nieuwe maan nieuwe maan: nŭŭj maon (Merkelbeek) schijngestalte van de maan: nieuwe maan [donkere maan] [N 81 (1980)] III-4-4
nieuwjaar wensen verrassen: vrasje (Merkelbeek) Het gebruik om bij de jaarwisseling driemaal op de deur te kloppen. [N 88 (1982)] III-3-2
nieuws nieuws: nuuis (Merkelbeek) een bericht over iets dat nog onbekend was [nets, nieuws] [N 85 (1981)] III-3-1
nieuwsgierig nieuwsgierig: nuujsjerig (Merkelbeek) nieuwsgierig, benieuwd: die vrouw is erg - [DC 16 (1948)] III-1-4
nieuwsgierigaard gaper: gaper (Merkelbeek) iemand die alles nieuwsgierig bekijkt [gaper] [N 85 (1981)] III-1-4
nippen pitsen: pitche (Merkelbeek) Hoe noemt U: Met kleine beetjes drinken (pisen) [N 80 (1980)] III-2-3
noemen noemen: met accent è op de e  nēumə (Merkelbeek) noemen, een naam geven [DC 03 (1934)] III-2-2
nors stom: sjtoem (Merkelbeek) onvriendelijk, stuurs, nors, bars [aling, strak, grenniog, stom, bars, stuurs, nors, zuur] [N 87 (1981)] III-3-1
noten afslaan schudden: eigen spellingsysteem  sjödde (Merkelbeek), slaan: eigen spellingsysteem  sjlao (Merkelbeek) Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)] III-2-3