e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Merkelbeek

Overzicht

Gevonden: 2235
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boveneinde van de stam kruin: eigen spellingsysteem  kroën (Merkelbeek), top: eigen spellingsysteem  tup (Merkelbeek) Het dunne uiteinde van de stam, bovenaan (top, kop, topeind). [N 82 (1981)] III-4-3
bovenlip bovenlip: bòvelup (Merkelbeek), bovenste lip: bövöštə lŭp (Merkelbeek) bovenlip [DC 01 (1931)] III-1-1
box looprek: looprĕk (Merkelbeek) toestel waarin men kinderen leert lopen [lei, stuik, looprek, loopwagen, loopkorf, loopmand] [N 86 (1981)] III-2-2
braadworst braadworst: braotwôêsj (Merkelbeek) braadworst [N 06 (1960)] III-2-3
braaf braaf: braaf (Merkelbeek, ... ), ⁄t kindj is braaf (Merkelbeek) braaf [DC 02 (1932)] || braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)] || met een goed karakter, alles doend zoals het hoort [braaf, gief] [N 85 (1981)] III-1-4
braamstruik bramelen: eigen spellingsysteem  braomele (Merkelbeek) De doornige struik die vooral op de heide en in de duinen en langs bosranden voorkomt; de vruchten zijn eerst groen, dan rood en als ze rijp zijn zwart (braamstruik, benrik, breemhorst, breemhocht, breemdoren, breembes, braam, breem, doren). [N 82 (1981)] III-4-3
brandblaar brandblaar: brandjblaor (Merkelbeek) Een brandblaar. [DC 14 (1946)] III-1-2
brandewijn schnaps (du.): sjnaps (Merkelbeek) brandewijn; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank, gestookt uit wijn of graan (brandewijn, snevel, franse) [N 80 (1980)] III-2-3
brandslang slang: sjlang (Merkelbeek) de buis van soepele stof waardoor het water van een brandspuit geleid wordt [ader, darm] [N 90 (1982)] III-3-1
brassen bambocheren (<fr.): bombagére (Merkelbeek) woest en wild leven, met veel cafés bezoeken [wilden] [N 87 (1981)] III-3-1