id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
24983 | bros, breekbaar | broos: broos (Merkelbeek) | hard aanvoelend en toch gemakkelijk breekbaar [bros, sprok, ras, broos] [N 91 (1982)] III-4-4 |
20386 | bruid | bruid: brūt (Merkelbeek) | bruid [DC 05 (1937)] III-2-2 |
21573 | brutaal | bot: bot (Merkelbeek), frech (du.): vreg (Merkelbeek), onbeschoft: oenbesjoeft (Merkelbeek) | geen schaamte hebbend [(zeer) brutaal, astrant, frech, vrank, frank] [N 87 (1981)] || zeer onbeschaamd, zeer brutaal [astrant, ekstrant, onbeschoft] [N 85 (1981)] III-3-1 |
25116 | bui, regenbui | buiig: bujich (Merkelbeek) | regenbui, korte periode van regen [frontbui, gurze, schoer] [N 81 (1980)] III-4-4 |
17634 | buik | buik: boek (Merkelbeek), bōuk (Merkelbeek) | buik (lijf) [DC 01 (1931)] III-1-1 |
18095 | buikpijn | buikpijn: boekpien (Merkelbeek), pijn in de buik: pien in de boek (Merkelbeek) | buikpijn [DC 27 (1955)] || ik heb pijn in mijn buik of de buik doet mij zeer [DC 01 (1931)] III-1-2 |
20455 | buitenechtelijk kind | bastaard: bastaard (Merkelbeek), voorkind: vuerkĕndj (Merkelbeek) | een niet uit een wettelijk huwelijk geboren kind, buitenechtelijk kind [bastaard, speelkind, voorloper, voorkind] [N 86 (1981)] III-2-2 |
22875 | buitenspel | off-side (eng.): ofside (Merkelbeek) | Buitenspel. [DC 49 (1974)] III-3-2 |
22878 | buitenspeler | links-/rechtsbuiten: lenksboete (Merkelbeek), rechtsboete (Merkelbeek) | Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)] III-3-2 |
21349 | bullebak | gebiederig: gebiderig (Merkelbeek) | iemand die probeert door nors, ruw optreden anderen bang te maken [woew, bietebouw, bullebak] [N 85 (1981)] III-3-1 |