22390 |
de kaarten ronddelen |
geven:
geve (Q034p Merkelbeek)
|
De kaarten ronddelen [delen, geven, hangen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22387 |
de kaarten schudden |
mengelen:
menge (Q034p Merkelbeek),
schudden:
sjøͅdə (Q034p Merkelbeek)
|
Speelkaarten door elkaar mengen zodat volgkaarten goed verspreid liggen [schudden, schokken, wassen, schieten, mingelen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22388 |
de kaarten steken |
steken:
sjteke (Q034p Merkelbeek)
|
De kaarten op een bepaalde manier schudden om vals te kunnen spelen [steken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22736 |
de plank missen add. |
afgaan:
aafgao (Q034p Merkelbeek)
|
De plank missen bij het kegelspel [henk, olie]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34273 |
de stal uitmesten |
uitmesten:
ūtmęǝstǝ (Q034p Merkelbeek)
|
De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.]
I-11
|
19859 |
de tafel dekken |
opdissen:
opdösche (Q034p Merkelbeek)
|
tafel dekken; Hoe noemt U: De tafel dekken (rechten dekken) [N 80 (1980)]
III-2-1
|
19681 |
de was bleken |
bleken:
bleike (Q034p Merkelbeek)
|
het bleken van wasgoed in de zon op een grasveld [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19785 |
de was invochten |
sprinkelen:
sjprênkele (Q034p Merkelbeek)
|
het vochtig maken van strijkgoed [DC 28 (1956)]
III-2-1
|
25548 |
deeg kneden |
kneden:
knē̜.ǝ (Q034p Merkelbeek)
|
Bepaalde grondstoffen t.w. bloem, gist, zout, vocht vormen het deeg. Eventueel worden er nog andere toevoegingen bijgevoegd. Dit deeg gaat men kneden om een massa te verkrijgen waarin de verschillende grondstoffen in de juiste verhouding zo volkomen en gelijkmatig mogelijk dooreengemengd zijn (Schoep blz. 90-91). Naast "kneden met de hand" komt voor "kneden met de voeten" of kneden met de deegmachine". De informant van L 428 merkt op dat "mengelen" het mengen der diverse ingrediënten inhoudt en het eigenlijk kneden ''knē̜jǝ'' is. In dit lemma wordt het object "deeg" niet fonetisch gedocumenteerd. Bij documentatie zou de meest voorkomende variant dęjx zijn geweest. Daarnaast zouden er nog varianten voorkomen als dēx, dē.x, dējx, dē̜k, dē.jx, tī.x, dījx, dix, dīx en di.x.' [N 29, 20b; N 6, 47; S 18; L 1a-m: monogr.; L 22, 41]
II-1
|
19001 |
deerniswekkend |
aangedaan:
aagedaan (Q034p Merkelbeek)
|
een sterk gevoel van medelijden over het leed van anderen opwekkend [onnozel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|