20505 |
een borrel drinken |
proeven:
preuve (Q034p Merkelbeek)
|
jenever drinken; Hoe noemt U: Jenever drinken (proeven, likken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22484 |
een cadeau geven |
cadeau (fr.) geven:
kado gēve (Q034p Merkelbeek),
schenken:
sjénke (Q034p Merkelbeek)
|
Kado geven [schenken, besteken]. [N 89 (1982)]
III-3-2
|
20131 |
een hond vleien |
keuren:
eigen spellingsysteem
keijere (Q034p Merkelbeek)
|
Hoe noemt u een hond vleien (fluren, flemen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
20175 |
een kind op de arm dragen |
pungelen:
pungele (Q034p Merkelbeek)
|
een kind op de arm dragen [peizen] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17887 |
een kuil graven |
een kuil graven:
een koel grave (Q034p Merkelbeek)
|
kuil, Een ~ maken (dappen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22474 |
een list gebruiken |
foetelen:
foetele (Q034p Merkelbeek)
|
Een list gebruiken bij het kaarten [finten]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20178 |
een miskraam krijgen |
verlozen:
verloze (Q034p Merkelbeek),
verwerpen:
verwerpe (Q034p Merkelbeek)
|
miskraam, Een ~ krijgen (opslagen, omslaan). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
17875 |
een pak slaag geven |
aframmelen:
enen aaframmele (Q034p Merkelbeek),
rossen:
rossen (Q034p Merkelbeek)
|
pak slaag geven (batteren, foeksen, foempen, juinen, kletsen, naaien, peren, rossen, smeren, vegen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22357 |
een priktol bovenhands uitwerpen |
hakken:
ringk hakke, waarbij de tol niet buiten de ring mag komen
hakke (Q034p Merkelbeek)
|
Een priktol [tol met een ijzeren punt die geworpen wordt] bovenhands uitwerpen, om er een andere mee te treffen [kampen, kappen, klodderen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22385 |
een spel kaarten |
spel:
sjpiel (Q034p Merkelbeek),
stok:
sjtoek (Q034p Merkelbeek)
|
Een spel kaarten [stok, spel, speul]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|