17775 |
enkel |
enkel:
ēnkəl (Q034p Merkelbeek),
ènkel (Q034p Merkelbeek)
|
enkel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
21204 |
envelop |
envelop (<fr.):
envelop (Q034p Merkelbeek)
|
de omslag voor brieven [enveloppe, brievenzak, zakje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17985 |
epidemie |
besmettelijke ziekte:
besjmettelike zeekte (Q034p Merkelbeek)
|
Epidemie: een besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt (epidemie). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19013 |
er heet aan toegaan |
fel uithalen:
fel oethaole (Q034p Merkelbeek)
|
er heet aan toegaan, er heftig aan toegaan [spannen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22433 |
ereboog |
ereboog:
ierebaog (Q034p Merkelbeek)
|
Een boog opgericht over iemands weg als eerbewijs, bijv. bij een feest [boog, triumf, toog]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33610 |
erf |
goed:
gōt (Q034p Merkelbeek),
goͅu̯t (Q034p Merkelbeek),
mestem:
mestəm (Q034p Merkelbeek)
|
I-7
|
20217 |
erfenis |
erfenis:
erfenis (Q034p Merkelbeek)
|
het geheel van wat iemand van een overledene krijgt [erfenis, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20300 |
erfgenaam |
erfgenaam:
erfgenaam (Q034p Merkelbeek)
|
degene die een erfenis of een gedeelte daarvan krijgt [erfgenaam, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18837 |
ernstig |
ernstig:
ernstig (Q034p Merkelbeek),
serieus:
serious (Q034p Merkelbeek)
|
van ernst vervuld [serieus, menens, ernstig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24729 |
esdoorn |
esdoorn:
eigen spellingsysteem
esjdoorn (Q034p Merkelbeek)
|
De esdoorn: een grote boom met dichte kroon; de twijgen zijn donkergrijs met groene knoppen; het blad is donkergroen, aan de onderzijde grijs; de bloemen staan in hangende trosvormige pluimen, terwijl de gevleugelde zaden onderling een scherpe hoek vormen [N 82 (1981)]
III-4-3
|