22418 |
kegelen |
kegelen:
kegele (Q034p Merkelbeek)
|
De sport bedrijven waarbij met een bal getracht moet worden een aantal flesvormige houten voorwerpen, de kegels, omver te werpen [kegelen, bollen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20256 |
kerkhof |
kerkhof:
kirköf (Q034p Merkelbeek)
|
Kerkhof [kirkuf, doeje kirkuf]. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
22463 |
kermistent |
kermiskraam:
kirmeskraom (Q034p Merkelbeek)
|
Een kermistent [barak, schob]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34077 |
kern |
moer:
mōǝr (Q034p Merkelbeek)
|
Uitsteeksel dat komt bloot te liggen, wanneer de koe een hoorn afstoot. [A 4, 15; L 20, 15]
I-11
|
33536 |
kern van een pit |
kern:
eigen spellingsysteem
kèèr (Q034p Merkelbeek)
|
Het binnenste van zaad of pit (kern, kerning, kerel, karring). [N 82 (1981)]
I-7
|
24722 |
kernhout |
kern:
eigen spellingsysteem
kèèr (Q034p Merkelbeek)
|
Het binnenste van een boom zonder levend weefsel, donker van kleur (kern, kernhout). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33537 |
kers, zoete soorten |
kers:
keesj (Q034p Merkelbeek),
wilde kers:
wilj keesje (Q034p Merkelbeek)
|
I-7
|
22457 |
ketelmuziek |
ketelmuziek:
ketelmousiek make (Q034p Merkelbeek),
ketelmuziek (Q034p Merkelbeek)
|
Het gebruik om een serenade met geïmproviseerde instrumenten te geven aan personen die openbare ergernis geven [tafelen]. [N 88 (1982)] || Het lawaai dat gemaakt wordt met potten, pannen, ketels etc. en dat bij wijze van volksjustitie gemaakt wordt voor de deur van personen die zich misdragen hebben in de ogen van hun dorpsgenoten [blekalbade, belmarkt]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22560 |
ketelmuziek maken |
varen:
vare (Q034p Merkelbeek)
|
Het gebruik om een serenade met geïmproviseerde instrumenten te geven aan personen die openbare ergernis geven [tafelen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18894 |
keus |
keus:
keus (Q034p Merkelbeek)
|
het kiezen, de mogelijkheid om te kiezen [keus, keur] [N 85 (1981)]
III-1-4
|