e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Merselo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klomp klomp: klōmp (Merselo) In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] II-12
klompenmaker klompenmaker: klōmpǝmē̜kǝr (Merselo) De persoon die het ambacht van klompenmaker uitoefent. [N 97, 1; monogr.] II-12
klompriem klompenbandje: klōmpǝbē̜ntjǝ (Merselo), tuigleer: tȳxlē̜r (Merselo) Leren band die over de klompopening van de lage en halfhoge klomp wordt bevestigd om te zorgen dat men de klomp tijdens het lopen niet verliest. De klompriem werd doorgaans niet door de klompenmaker, maar door de handelaar of door de klant zelf aangebracht. Een leren band op de klomp spijkeren noemde men in Sint-Truiden (P 176): een klonk beslaan (ǝnǝ kluŋk˱ bǝslōn). [N 60, 214c; N 97, 143; monogr.] II-12
klompspijkertje klompennagel: klōmpǝnāgǝl (Merselo) Kort spijkertje met brede, platte kop waarmee de klompenriem aan de klomp wordt vastgemaakt. [N 97, 144; monogr.] II-12
klonteren klonteren: kloontere (Merselo) klonteren III-2-3
kloostermop kloostermop: kloostermop (Merselo) Oude gebakken metselsteen, groter dan de normale baksteen. Coopman (pag. 65) noemt deze steensoort ɛreuzenmopɛ en merkt erover op: ø̄̄werden vroeger in N.-Nederl. gebakken voor groote gebouwen. Heden niet meer. In vorige eeuwen waren zij 30, soms 40 duim lang. - In Vlaanderen noemde men en noemt men heden nog dergelijke maar kleinere steenen ɛkloostermoefenɛ.ø̄̄' [N 30, 53a; monogr.] II-8
klopper, garde kloprijsje: klopriēske (Merselo), rijsje: Van dunne geschilde berketakjes maakte men vroeger een bundeltje en dit gebruikte men dan als garde  riēske (Merselo) soort garde || voorloper van de moderne garde, klopper III-2-1
kluit aarde klonter: klōntǝr (Merselo), kluit: klȳt (Merselo) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
kluiven afkluiven: De böt áfkluuëve  áfkluuëve (Merselo), afpeuzelen: Bötjes áfpËzele  áfpūzele (Merselo) afkluiven || met de vingers en tanden botjes van vleesresten ondoen III-2-3
kluwen kluwen: klouwe (Merselo) kluwen [SGV (1914)] III-1-3