e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Merselo

Overzicht

Gevonden: 3435
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hakken, wieden met de hak hakken: hákǝ (Merselo) Met een hak de grond tussen (rijen van) opgroeiende planten bewerken, met het doel deze luchtig te maken en van onkruid te zuiveren. [N 15, 5; JG 1a, 1b; monogr.] I-5
hakmes hakselmes: met hekselbak; om het stro klein te snijden  hekselmes (Merselo), heep: heeip (Merselo), Dén/die is mit de hieëp gemákt: die persoon is foeilelijk Zò bòt as \'n hieëp: zeer bot zijnde Ok d\'n diksten aekenboeëm velt dur \'n hieëp: grote zaken worden ook volbracht met kleine middelen  hieëp (Merselo), snijmes: om het stro in grote stukken te snijden  sneejmes (Merselo) hakmes || hakmes, hiep [Roukens 03 (1937)] || heep (bijl) [SGV (1914)] III-2-1
haksel haksel: hɛksǝl (Merselo) Het kortgehakte stro, op de snijbok of in de hakselmachine, werd vroeger, samen met haver, gekookt en aan de beesten gevoerd. Als het iets grover gesneden was werd het ook wel als strooisel in de potstal gebruikt. Zie ook het lemma ''bussel kort stro'' (6.1.29). Zie voor de fonetische documenatie van het woorddeel [stro] het lemma ''stro'' (6.1.24). [JG 1b, 2c; L 1, a-m; L 26, 11; S 12; Wi 51; monogr.] I-4
halen halen: hale (Merselo) halen [SGV (1914)] III-1-2
half- of stiefbroer halfbroer: halfbruur (Merselo), halfbruūr (Merselo), halve broer: halve bruur (Merselo), stiefbroer: stiefbruur (Merselo) half- of stiefbroeder [DC 05 (1937)] || halfbroer, stiefbroer III-2-2
half- of stiefzuster halfzuster: halfzuster (Merselo), halve zuster: halve zuster (Merselo), stiefzuster: stiefzuster (Merselo) half- of stiefzuster [DC 05 (1937)] III-2-2
halm, stengel van de graanplant halm: halǝm (Merselo) De graanhalm is de meestal ronde en gelede stengel van de te velde staande graanplant. Hier het algemene woord, dat veelal ook de benaming voor de gehele graanplant is. Een aantal termen (bv. spier, spit, ...) wordt niet alleen gebruikt voor de stengel van de te velde staande graanplanten, maar ook -en blijkens een niet gering aantal aar-opgaven wellicht nog meer- voor de geoogste en gedorste graanstengels, de strohalm; zie de toelichting bij het volgende lemma ''strohalm'' (1.3.2). Veelal zijn ze ook toepasselijk op de grasspriet (zie het lemma ''grasspriet'' (1.5) in aflevering I.3), enkele zelfs op de graankorrel (zie het lemma ''graankorrel'' (2.6) in deze aflevering). Voor een aantal plaatsen werd het tweelettergrepige ''spieren'' als enkelvoud opgegeven. Zie afbeelding 2, a. [N P, 4b; JG 1a, 1b; L 1, a-m; S 12; Wi 13; monogr.] I-4
hals hals: hals (Merselo, ... ), halze (Merselo), Weinig gebruikt.  hals (Merselo) hals [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || halzen [SGV (1914)] III-1-1
hals van de as vooreind: vørēnt (Merselo) Het gedeelte van de molenas dat op het metalen of hardstenen lager rust of draait. In geval van een houten as werd dit gedeelte vaak versterkt met smalle stroken ijzer, die in de lengterichting van de as werden aangebracht en waaromheen weer metalen banden werden bevestigd om het geheel bijeen te houden. Zie ook afb. 45 en de toelichting bij het lemma ɛlemmersɛ.' [N O, 10i; A 42A, 6] II-3
halsketting ketting: ènne golde kètting (Merselo) gouden [een - ketting] [SGV (1914)] III-1-3