e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mesch

Overzicht

Gevonden: 750
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trui tricot (fr.): trieko (Mesch) trui [maljo, sjtump, tricot] [N 23 (1964)] III-1-3
tuinmuur vakmuur: vakmūr (Mesch) Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d] II-9
tuinwant doornhaas: duunheisje (Mesch) wanten, dikke, vaak leren ~, om in doornheggen te werken [tuunen, tuinheisje, döörheusje] [N 23 (1964)] III-1-3
tuit tuitel: teuttel (Mesch) tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)] III-2-1
tweede verkoping toeslag: towsjlaag (Mesch) de tweede verkoping i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen, waarbij wordt afgemijnd [de toeslag?] [N 21 (1963)] III-3-1
uitglijden uitschampen: oetschampe (Mesch) uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)] III-1-2
uitvoerder uitvoerder: ūt˲vø̜rdǝr (Mesch) Persoon die in dienst van een aannemer of ambachtsman de leiding heeft over de uitvoering van een werk. [N 30, 3d; N 30, 3e; monogr.] II-9
uitzetplanken bouwplanken: bǫwplāŋkǝ (Mesch) De planken die men gebruikt bij het uitzetten van een te bouwen huis. De uitzetplanken worden horizontaal tegen de piketten gespijkerd. In Q 111 werkte men bij het uitzetten niet met planken, maar met een koord. [N 30, 24c] II-9
urine pis: pies (Mesch, ... ), zeik: zii̯k (Mesch), zēk (Mesch) urine van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting van vee. [N 38, 18d; JG 1a, 1b; monogr.] I-11, III-1-1
urineren pissen: piese (Mesch), piesse (Mesch), zeiken: zii̯kǝ (Mesch), zē̜kǝ (Mesch) urineren van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting hebben, gezegd van vee. [N 38, 18b; JG 1a, 1b; monogr.] I-11, III-1-1