e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L245p plaats=Meterik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitschelden schelden: schêlde (Meterik, ... ) schelden [SGV (1914)] III-3-1
vaars maal: mǭl (Meterik) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vaart vaartje: (mv.)  vartjǝs (Meterik) Kanaal smaller dan het hoofdkanaal. [II, 91b] II-4
vader vader: vader (Meterik) vader [SGV (1914)] III-2-2
vagevuur vagevuur: vageveur (Meterik) vagevuur [SGV (1914)] III-3-3
valgordijn, rolgordijn rolgordijn: rolgerdien (Meterik) valgordijn [SGV (1914)] III-2-1
vallen vallen: vallen (Meterik) vallen [SGV (1914)] III-1-2
vals vals: vālsch (Meterik) valsch [SGV (1914)] III-1-4
van veren wisselen ruizelen: rȳzǝlǝ (Meterik) [N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.] I-12
vang praam: prām (Meterik) Algemene benaming voor de gehele reminrichting aan het aswiel van windmolens. De vang bestaat uit een houten of stalen ring, al dan niet uit één stuk, die onder invloed van een zwaar gewicht, de vangbalk , om een houten wiel wordt geklemd. Het afremmen van de as met het gevlucht gebeurt aan de voet van de molen of op de zwichtstelling met behulp van het vangtouw. Zie ook afb. 51. Men onderscheidt twee typen vanginrichtingen, namelijk de blokvang en de hoepelvang. Tot de blokvang behoren de Vlaamse vang en de Hollandse vang of stutvang. De hoepelvang kan worden onderverdeeld in de houten- en stalen hoepelvang. Zie voor de benamingen van de diverse typen van vanginrichtingen de lemmata ɛhoepelvangɛ, ɛblokvangɛ, enz.' [N O, 12a; A 42A, 79; Sche 57; monogr.; N D, 33 add.] II-3