20655 |
rode kool |
rode kappes:
roeje kappes (L245p Meterik)
|
Rode kool (als plant of gewas) [DC 27 (1955)]
I-7
|
26196 |
roegewant |
gevlucht:
gǝvløxt (L245p Meterik
[(het hele wiekenwerk samen)]
)
|
De twee roeden met de vier einden met toebehoren. In l 320a maakte men onderscheid tussen een lang (laŋk) en een kort (kǫrt) gevlucht. [N O, 6c; Sche 29; A 42A, add.; A 42A, 65 add.; A 42A, 62 add.]
II-3
|
21362 |
roepen |
roepen:
roope (L245p Meterik)
|
roepen [SGV (1914)]
III-3-1
|
33841 |
roepen van de hengst naar de aankomende merrie |
schuifelen:
sxȳfǝlǝ (L245p Meterik)
|
Bij het naderen van de hengst joechelt (juicht) de merrie naar de hengst, die deze roep op zijn beurt beantwoordt met onder meer te rauwen, hummelen, joechelen e.d. In dit lemma zijn ook de enkele antwoorden uit vraag N 8A, 1c (zachtjes hinniken van de merrie tegen het veulen) ondergebracht, omdat zij enkel in dit kader passen; de gestelde vraag leverde geen enkele specifieke term op. [N 8, 47; N 8A, 1b en 1c]
I-9
|
21652 |
roeper |
klerk:
klɛrk (L245p Meterik),
schrijver:
sxrīvǝr (L245p Meterik)
|
Degene die bij het pachten noteert. [II, add.]
II-4
|
20819 |
roeren |
roeren:
reure (L245p Meterik)
|
roeren [DC 47 (1972)]
III-2-3
|
25088 |
roest |
roest:
roest (L245p Meterik)
|
roest [SGV (1914)]
III-4-4
|
25084 |
roesten |
roesten:
roeste (L245p Meterik)
|
roesten [SGV (1914)]
III-4-4
|
21363 |
roezemoezen |
roezemoezen:
Van Dale: roezemoezen, 1. leven, geraas, getier maken; -2. (gew.) een dof, gonzend geluid maken; -3. met bedrijvige drukte en stommelend geluid allerlei kleine bezigheden verrichten, rommelen, scharrelen.
roezemoese (L245p Meterik)
|
roezemoezen [SGV (1914)]
III-3-1
|
32976 |
rogge |
rog(ge):
rǫk (L245p Meterik)
|
Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|