e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meterik

Overzicht

Gevonden: 1646
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heup heup: höp (Meterik) heup [SGV (1914)] III-1-1
heuvel, kleine hoogte hoogte: huuugte (Meterik) hoogte [SGV (1914)] III-4-4
hiel hak: hak (Meterik, ... ) hak (van de voet) [SGV (1914)] || hiel, hak [SGV (1914)] III-1-1
hijgen gijgen: giege (Meterik) hijgen (naar adem) [SGV (1914)] III-1-2
hinderen stoten: stuute (Meterik) hinderen [SGV (1914)] III-3-1
hinken hinken: hēēnke (Meterik) hinken, op een been springen [SGV (1914)] III-1-2
hoed hoed: hoot (Meterik) Deze hoed heeft een gele kleur [DC 42B (1967)] III-1-3
hoed (alg.) hoed: hoot (Meterik), hô:ət (Meterik) hoed [RND], [SGV (1914)] III-1-3
hoef hoef: hūf (Meterik, ... ) [S 14; L 1a-m]Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14] I-11, I-9
hoefstal, noodstal noodstal: nuǝtstal (Meterik) Een uit houten planken of metalen buizen vervaardigd gestel dat vóór of in de smidse is opgesteld. Wanneer een paard moet worden beslagen, wordt het in de hoefstal geplaatst. Zie ook afb. 220. [N 33, 6; N 33, 374; S 14; L 1a-m; L 1u, 96; L B2, 278; A 43, 15; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] II-11