e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meterik

Overzicht

Gevonden: 1646
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
op de loop gaan op de loop gaan: ŏŏp de luúp goa (Meterik) op de loop gaan [SGV (1914)] III-1-2
op slag zetten op bedjes slaan: op bętjǝs slǭ (Meterik) Het verzamelen van de turf in slagen. [II, 78b, II, 79d] II-4
op stelten lopen op stelten lopen: op stelte lōēupe (Meterik) stelten [op ~ loopen] [SGV (1914)] III-3-2
op zand uitlopen, gezegd van veengrond op zand uitkomen: op zānt ytkomǝ (Meterik) Wanneer de veenlagen geleidelijk dunner worden, kan het veen op zand uitlopen. [I, 18] II-4
opbreken van het slag opbreken van het slag: opbrē̜kǝ van ǝt slax (Meterik) Twee rijen turven uit het slag wegnemen en deze op de ligger leggen van het bed ernaast. Men neemt dan nog twee rijen en die legt men op hetzelfde bed als waaruit ze genomen zijn. In de ontstane opening wordt een ring opgebouwd. [II, 80a] II-4
ophaalbrug ophaalbrug: ophaalbrug (Meterik) [II, 95a] II-4
ophouden met het werk ophouden: ŏŏp halde (Meterik) ophouden (m.h. werk) [SGV (1914)] III-1-4
oplegger oplegger: oplɛgǝr (Meterik) Belangrijk werktuig voor de turfgraver. De kruk, steel en spade zijn van hout, waarbij steel en spade uit één stuk zijn gemaakt. De steel is ongeveer 50 cm lang. Op het houtwerk van de spade zit een stalen bek geklonken. Met de oplegger licht de turfgraver de turven uit de bank. [II, 40a] II-4
opmaken opmaken: gɛlt upmakə (Meterik), opmakə (Meterik) geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1
opper hoop: hūu̯ǝp (Meterik) De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.] I-3