18030 |
oprispen |
keuken:
k"kə (L245p Meterik),
Men gebruikt deze uitdrukking; er is geen specifiek begrip voorhanden.
heej kökt (L245p Meterik),
oprupsen:
oopripse (L245p Meterik)
|
Hoe noemt men een oprisping? [DC 47 (1972)] || Hoe noemt men in uw dialekt oprispen, opbreken van eten of drinken? [DC 47 (1972)] || oprispen [SGV (1914)]
III-1-2
|
17900 |
optillen |
opheffen:
ophèùfə (L245p Meterik),
ophöffe (L245p Meterik)
|
heffen, tillen [SGV (1914)] || optillen [RND]
III-1-2
|
19037 |
opzettelijk |
expres:
esprēs (L245p Meterik)
|
expres [SGV (1914)]
III-1-4
|
20318 |
oud, bejaard |
bejaard:
bejord (L245p Meterik),
oud:
zien moodeR is aalt
ālt (L245p Meterik)
|
bejaard [SGV (1914)] || oud: zn moeder is oud [DC 35 (1963)]
III-2-2
|
20320 |
oude man |
oude mens:
ennen alde mins (L245p Meterik)
|
oude [een ~ man] [SGV (1914)]
III-3-1
|
20229 |
ouders |
ouders:
elders (L245p Meterik)
|
ouders [SGV (1914)]
III-2-2
|
18189 |
ouderwets |
ouderwets:
alderwèts (L245p Meterik)
|
ouderwets [SGV (1914)]
III-1-3
|
25608 |
ovenpaal |
scheutel:
šø̄ǝtǝl (L245p Meterik)
|
De ovenpaal is in de regel een ongeveer twee meter langer stok met een plat, rond, rechthoekig of tongvormig blad van hout of ijzer waarmee het in broodvorm opgemaakte deeg in de oven wordt geschoven. Meestal haalt men hiermee ook het gebakken brood uit de oven. Het blad loopt naar voren scherp toe om het inschieten van het brood te vergemakkelijken en vooral om bij het uittrekken de paal onder het brood te kunnen schuiven (Weyns blz. 34). Wat de woordtypen "rochelijzer", "haak", "schoffel" en mogelijk nog andere betreft moet men heel waarschijnlijk aan andersoortig gereedschap denken waarmee men toch het brood uit de oven kan halen. Zie afb. 22. [N 29, 45b; RND 57; L 40, 13a; A 44, 22; OB 2, 2d; OB 2, 2e; mat. S -daaronder valt wat A. Stevens in zijn artikel ''Zwaaide, een zuidoost-nederlandse dialektbenaming voor de broodschieter of ovenpaal'' noemt "mat. S, P, C en G"; monogr.]
II-1
|
26959 |
overblijfselen |
mul:
møl (L245p Meterik)
|
De overblijfselen van het zwartveen. [II, 52e]
II-4
|
19056 |
overtuigd |
overtuigd:
oavertuuugd (L245p Meterik)
|
overtuigd [SGV (1914)]
III-1-4
|