e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mettekoven

Overzicht

Gevonden: 793
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jood jood: en juit, twi juidə (Mettekoven, ... ) Een jood, twee joden, [ZND 27 1938)] || Een jood, twee joden. [ZND 27 1938)] III-3-1, III-3-3
judas judas: en žudas (Mettekoven) Een Judas (uitspraak van j als in ja? of zj als in Frans Jean?). [ZND 27 (1938)] III-3-3
juffrouw juffrouw: jyffrā[u}w (Mettekoven) juffrouw [ZND 27 (1938)] III-3-1
jurk kleed: katone klāit (Mettekoven) Een katoenen kleed. [ZND 41 (1943)] III-1-3
jus, vleesnat jus: sjy (Mettekoven) vleesnat, jus [ZND 36 (1941)] III-2-3
kaarsendomper snepper: snøpər (Mettekoven) kaarsendomper, d.i. het metalen horentje waarmee de kaars uitgedoofd werd? [ZND 36 (1941)] III-2-1
kabouter kabouter: ēͅnə kabo͂ͅtər (Mettekoven) Een kabouter (klein mannetje uit de sprookjes). [ZND 27 (1938)] III-3-3
kachel, stoof kachel: kaxəl (Mettekoven, ... ), stoof: stoͅu̯f (Mettekoven, ... ) kachel, stoof [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)] III-2-1
kaf kaf: kāf (Mettekoven) In dit lemma staan de varianten voor het kaf, de vliesjes of schutblaadjes van de graankorrels, bijeen. Het zit nog, te zamen met vreemd (met name onkruid-) zaad en slecht koren tussen het graan, wanneer het graan gedorst en uitgekamd is en moet ervan gescheiden worden door het wannen. Het type vlimmen (en hoogstwaarschijnlijk ook andere heteroniemen naast kaf) betekenen eigenlijk of ook "kafnaalden". Zie ook de lemma''s ''baard'' (1.3.7) en ''spikken'' (6.1.31). [N 14, 35a, 35b en 35c; JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 55; S 16; monogr.; add. uit N 14, 31] I-4
kakelen kakelen: kãkęlǝn (Mettekoven) Geluid voortbrengen, gezegd van een kip. Dit lemma is onderverdeeld in geluiden die de kip maakt: (1) voordat ze een ei gaat leggen; (2) nadat ze een ei gelegd heeft. [N 19, 46; L 34, 12; L 34, 13; Vld.; N 18, add.; monogr.] I-12