e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mettekoven

Overzicht

Gevonden: 793
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruim brood: brot (Mettekoven) kruim [ZND 29 (1938)] III-2-3
kruimel greumel: grø̄meͅl (Mettekoven) kruimel brood [ZND 36 (1941)] III-2-3
kruin kruin: krāun (Mettekoven) de kruin van het hoofd (waar het haar draait) [ZND 29 (1938)] III-1-1
kruis kruis: ən kr"s, twī kr"sə (Mettekoven) Een kruis, twee kruisen. [ZND 29 (1938)] III-3-3
kruisbeeld kruis: krø͂ͅs (Mettekoven), onzelieveheer: ’n slieven hie-jer (Mettekoven) Kruisbeeld. [ZND 22 (1936)] III-3-3
kruizeel riem: rī.m (Mettekoven) Riem die om de schouders gelegd wordt en aan de berries van de kruiwagen wordt vastgemaakt om het werk van de voerder te verlichten. Zie ook het lemma kruizeel in wld II.9. [N 18, 99, 100; JG 1a; JG 1b; JG 2a; JG 2b; JG 2c; L B, 90; L 35, 31; A 42, 16; monogr] I-13
krullen (ww.) krullen: ət hūr kroͅllə (Mettekoven) het haar krullen (krullen maken) [ZND 29 (1938)] III-1-1
kuchen bochelen: bø͂ͅchələ (Mettekoven), hoesten: ūstə (Mettekoven) zachtjes hoesten, kuchen [ZND 29 (1938)] III-1-2
kuil kuil: kol (Mettekoven) Een kuil, gat in de grond. [L 29, 12a; L 1a-m; monogr.] I-8
kuiltje (in de kin / wangen) kuiltje: kølkə (Mettekoven) een kuiltje in de kin [ZND 29 (1938)] III-1-1