31700 |
trekzaag, boomzaag |
kortzeeg:
kǫt˲zē̜x (P193p Mettekoven)
|
Zaag met een blad van 1.5 tot 2 meter lengte. De twee handvatten van de zaag liggen in het verlengde van het zaagblad en steken daar 30 à 40 cm boven uit. De trekzaag dient om bomen en ruw hout door te zagen. Ze wordt bediend door twee personen. Zie ook afb. 2. De trekzaag wordt behalve door de houtzager ook door andere houtbewerkende beroepen gebruikt. De kuiper zaagt er stukken boomstam mee die ongeveer de lengte van een duig hebben en de klompenmaker de zgn. bollen, stukken boomstam in de lengte van een klomp. [N E, 7; N 18, 128; N 47, 14; N 50, 11a + 17a; N 75, 116a; L 36, 49; Bakeman 8; monogr.]
II-12
|
19317 |
trots |
groots:
groͅts (P193p Mettekoven)
|
groots [ZND 24 (1937)]
III-1-4
|
34293 |
tuierpaal |
tuierpag:
tø̄rpak (P193p Mettekoven)
|
De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71]
I-11
|
33542 |
tuinkervel |
kervel:
kervel (P193p Mettekoven)
|
kervel [ZND 01 (1922)]
I-7
|
23251 |
tweede luiden voor de mis |
trimmelen:
vijf minuten voor de mis
trimmele (P193p Mettekoven)
|
Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de tweede maal hoort? [ZND 36 (1941)]
III-3-3
|
17854 |
uitglijden |
uitslibberen:
otslibərə (P193p Mettekoven)
|
uitglijden [ZND 24 (1937)]
III-1-2
|
22773 |
uitmaken wie mag beginnen |
heulen:
Wie t kortst bij een lijn kan werpen - voor knikkerspel.
we zyllə tjoste ole (P193p Mettekoven),
treden:
Voor anders spel.
we zyllə tjoste trieə (P193p Mettekoven)
|
Hoe zeggen de kinderen, wanneer ze eerst willen zien wie mag beginnen, b.v. bij het knikkerspel? Vertaal dus en vul aan: We zullen eerst ... [ZND 26 (1937)]
III-3-2
|
21445 |
uitschelden |
kijven:
op jōͅmant keve (P193p Mettekoven),
uitheten:
plat
jōͅmant ōthāite (P193p Mettekoven)
|
Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)]
III-3-1
|
20330 |
vader |
vader:
va͂r (P193p Mettekoven)
|
vader; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)]
III-2-2
|
20474 |
van hoge afkomst |
van hoge adel:
van ochén a͂del (P193p Mettekoven)
|
van hoge afkomst; hij is - - - [ZND 19 (1936)]
III-2-2
|