25659 |
brouwerij |
brouwerij:
brǫwǝrē (P193p Mettekoven),
brǫwǝrę (P193p Mettekoven)
|
De plaats of het bedrijf waar men bier brouwt. In dit lemma zijn niet opgenomen de woorden die verwijzen naar een specifiek bedrijfsgebouw binnen de brouwerij. Zie daarvoor de lemmata ''mouterij, brouwhuis'', etc. Volgens de zegslieden uit Q 78 en Q 196 werd de term "panhuis" vroeger gebruikt, maar werd hij inmiddels vervangen door "brouwerij". Ook de invuller uit Q 188 vermeldt dat hij de term "panhuis" slechts uit oude archieven kent. [L 22, 27b; L 1u, 26;monogr.]
II-2
|
21169 |
brug |
brug:
bre[u}g (P193p Mettekoven),
brøk (P193p Mettekoven)
|
een houten brug [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
20386 |
bruid |
bruid:
1a-m; 22, 29a;
brooit (P193p Mettekoven),
brut (P193p Mettekoven)
|
bruid [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
20387 |
bruidegom |
jong:
1a-m; 22, 29a;
jóón’ (P193p Mettekoven)
|
bruidegom [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
23221 |
bruidje in de processie |
bruidje:
brø͂ͅtjes (P193p Mettekoven),
meidje:
wee haait de klaain metskis dēē in de prosesse goen (P193p Mettekoven)
|
Hoe heten de kleine meisjes die in de processie gaan? [ZND 22 (1936)]
III-3-3
|
20390 |
bruiloft |
bruiloft:
1a-m; 22, 29b;
breulof (P193p Mettekoven),
brèùlòft (P193p Mettekoven)
|
bruiloft [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
25116 |
bui, regenbui |
regenbui:
riegeͅlbai (P193p Mettekoven),
schoer:
šūr (P193p Mettekoven)
|
bui, regen [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
17634 |
buik |
buik:
buk (P193p Mettekoven)
|
de buik [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
18095 |
buikpijn |
buikpijn:
būkpēͅn (P193p Mettekoven)
|
ik heb buikpijn [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
21303 |
buskruit |
poeder:
poejer (P193p Mettekoven),
pūjər (P193p Mettekoven)
|
buskruit [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|