e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q196p plaats=Mheer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hanepoot schom: som (Mheer) Echinochloa crus-galli (L.) Beauv. Algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op bouwland, moestuinen en open wegbermen. Het is grasachtig met schijnaren in een pluim, groeit met rechtopstaande of onderaan geknikt opstijgende stengels en bloeit van juli tot de herfst. De lengte varieert van 10 tot 100 cm. Het blad gelijkt op het blad van de wilg; vandaar: wilweie, eigenlijk: "wilde wilgen" (vergelijk Du. Weide, "wilg"); zie ook de lemmata Vogelmuur en vooral Perzikkruid. Voor schom, zie ook aflevering I.3, p.2, bij het lemma Oude Grassoorten. [JG 1b] I-5
hangen hangen: hange (Mheer, ... ) hangen [SGV (1914)] III-1-2
hangslot kluister: klōēster (Mheer, ... ) Een slot dat aan b.v. een koffer of aan een deur gehangen wordt, met een draaibare beugel (kluister, hangslot, korna ) (=Fr. cadenas) [N 79 (1979)] || hangslot [N 07 (1961)] III-2-1
hansworst kalf: kaaf (Mheer) iemand die zich belachelijk aanstelt [hanswordt, polichinelle] [N 85 (1981)] III-1-4
hard schreeuwen hel schreeuwen: heel sjrīēwə (Mheer) hard schreeuwen; je moet - - anders verstaat hij ons niet [DC 03 (1934)] III-3-1
hard vriezen hel (vriezen): hèl (Mheer) het vriest hard [ZND 08 (1925)] III-4-4
hard waaien boezen: boeze (Mheer), stormen: sjtörme (Mheer) hard waaien [boezen] [N 22 (1963)] III-4-4
hard, luid hel: hèl (Mheer), hèèl (Mheer, ... ), hel op: helop (Mheer) hard (schreeuwen) [DC 38 (1964)] || hard klinkend [hard, luid] [N 91 (1982)] || luid [SGV (1914)] III-4-4
harde, lastige grond zware grond: šwūrǝ grōnt (Mheer) Harde, zware grond die moeilijk te bewerken is. [N 27, 33; R 3, 6; A 10, 4; monogr.] I-8
hardlijvigheid, hardlijvig (zijn) verstopping: versjtopping (Mheer) Constipatie: verstopping, hardlijvigheid (beslotenheid, constipatie, obsteeg afgaan). [N 84 (1981)] III-1-2