e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q196p plaats=Mheer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kwijl zever: zëëver (Mheer) Kwijl: uit de mond lopend speeksel (zever, kwijl). [N 84 (1981)] III-1-1
kwinkslag frats: frats (Mheer) een grappig, koddig gezegde [slag, dreun] [N 87 (1981)] III-3-1
kwispelstaarten kwispelen: kweespele (Mheer), met de start  kwispele (Mheer) kwispelstaarten [SGV (1914)], [ZND 29 (1938)] III-2-1
laag grond laag: laog (Mheer, ... ), loach (Mheer), lôg (Mheer), ps. boven de \\ staat nog een trema; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  ləg (Mheer) laag (znw.) [SGV (1914)], [ZND 29 (1938)] || laag grond [laag, scheel, bank] [N 81 (1980)] III-4-4
laaggelegen weidegrond broek: brōk (Mheer), hooiwei: hø̜̄u̯wē̜i̯ (Mheer), zomp: zōmp (Mheer) Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
laagte in het landschap del: dēl (Mheer), laagte: ligdǝ (Mheer), liǝgdǝ (Mheer), lɛ̄xtǝ (Mheer) Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20] I-8
laars (alg.) stevel: sjtievel (Mheer), sjtīēvel (Mheer) laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)] || Laars, een paar laarzen (hoge laars met schoen eraan vast) [ZND 37 (1941)] III-1-3
laars tot of boven de knie gamasche: kamasje (Mheer), stevel: sjtievele (Mheer) Hoe noemt men de laarzen (die tot of boven de knie reiken)? [DC 09 (1940)] || laars waarbij de schacht het hele onderbeen bedekt [kapleers, kapsjtievel, kamasj] [N 24 (1964)] III-1-3
laarzenschacht schacht: sjach (Mheer) schacht van een laars [sjach, sjteevelschach] [N 24 (1964)] III-1-3
laatste voer laatste vracht: lęste vrāi̯t (Mheer) De laatste wagenvracht van de oogst die naar de boerderij wordt gereden. Zie de toelichting bij het lemma ''oogst binnenhalen'' (5.1.1). [L 8, 59] I-4