e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q196p plaats=Mheer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
melk zeven zijen: zii̯ǝ (Mheer) De melk door een doek, zeef of filter laten vloeien om de melk te zuiveren van onbruikbare of verontreinigende stoffen of bestanddelen. [S 46; Wi 30; monogr.; add. uit N 12, L 324] I-11
melkboer melkboer: mɛləkbu.ər (Mheer) melkboer [RND] III-3-1
melkdistel ganzentong: gaozetoong (Mheer, ... ), gōͅzətōŋ (Mheer), melkdistel: melkdeestel (Mheer), WLD  melkdeestel (Mheer), paardsdistel: pjarsdeestel (Mheer, ... ) [ZND 01 a-m (1922)]melkdistel [ZND 01 (1922)] || Melkdistel (sochus oleraceus 20 tot 100 cm groot. De bladeren zijn meestal ingesneden en de stengel omvattend, zacht stekelig getand, dofgroen van kleur. De bloemhoofdjes zijn klein, de bloemen zijn lichtgeel. Bloeitijd van juni tot oktober (zijdistel, [N 92 (1982)] || Melkdistel (Sochus oleraceus) [N 92 (1982)] || Zachte melkdistel (voor konijnen) [ZND 23 (1937)] I-7, III-4-3
melkstoeltje melkstoel: melkštoǝl (Mheer), melkstoeltje: mɛlkštølkǝ (Mheer) Houten krukje met drie of vier poten waarop men zit bij het melken van de koeien. Zie afbeelding 10. [A 9, 13; A 42, 18a; JG 1d; monogr.] I-11
melktanden melktandjes: melktennekes (Mheer) melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)] III-1-1
melkzeef zij: zii̯ (Mheer), zijbaar: zii̯bǭr (Mheer) Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.] I-11
menen menen: mienge (Mheer) van mening zijn [peinzen, menen] [N 85 (1981)] III-3-1
mens (alg.) mens: ook voor man en vrouw; sympathiek medelijden  miensj (Mheer) mens; wordt mensch gebruikt in de betekenis van man? Spreekt een vrouw b.v. van mn mensch?, wanneer ze haar man bedoelt? Komt het mensch voor in de betekenis van vrouw? En bedoelt men met die zegswijze alleen geringachting of ook sympathiek medelijden? [DC 05 (1937)] III-2-2
merel merel: meële (Mheer), mjalle (Mheer, ... ), mêrel (Mheer), [ a klein geschreven]  meeale (Mheer), oud  mjaele (Mheer), oude uitspraak: mejalle  meële (Mheer), vroeger: mejalle  meële (Mheer) Hoe heet de merel? [DC 06 (1938)] || merel [DC 50b (1975)], [SGV (1914)] || merel (25,5 overal bekend; man zwart met gele bek; pop zwak-gevlekt bruin; mooie zang; kooivogel; vergelijk met spreeuw [031] [N 09 (1961)] III-4-1
merg merg: merg (Mheer), mèrrek (Mheer), mèèrg (Mheer) [N 10a (1961)]het merg (in de beenderen) [ZND 31 (1939)] || merg [SGV (1914)] III-1-1