e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q196p plaats=Mheer

Overzicht

Gevonden: 4071
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
benauwd en vochtig weer benauwd (weer): benowd (Mheer), benauwde lucht: ⁄n benowde loojt (Mheer), broeierig (weer): breujerig (Mheer, ... ), donderachtig: doonderegteg (Mheer), hete dag: eine heite daag (Mheer), schoer: zjoer (Mheer) drukkend warm, gezegd van het weer [zwoel, mof, zoel, flauw, smoel] [N 81 (1980)] || loommakend, gezegd van het weer [lui] [N 81 (1980)] || lucht bij vochtig en warm zomerweer [graslucht] [N 22 (1963)] || warm, benauwd en vochtig weer (in de zomer) [bederfelijk, voos, smoel, zoel, zuul, broejerig, luimerig, mottig, moddelwarm, zomig] [N 22 (1963)] || zwoel [ZND 08 (1925)] || zwoele [een ~ dag] [SGV (1914)] III-4-4
benen (spotnamen) boonstokken: boensjtekke (Mheer), stelten: sjtèèlte (Mheer, ... ), stokken: sjtekke (Mheer) benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)] || benen: spotbenamingen [billewaage, pikkels, stekken] [N 10 (1961)] III-1-1
bengelen bommelen: bommele (Mheer) Bengelen: heen en weer slingeren (bammelen, bommelen, bengelen). [N 84 (1981)] III-1-2
benieuwen benieuwen: benŭŭje (Mheer) zijn nieuwsgierigheid wekken [wonderen, wonder doen, benieuwen] [N 85 (1981)] III-1-4
bepaalde hoeveelheid scheut (water): sjeuët (Mheer), trobbel: troebel (Mheer), zwik: zjwak (Mheer) een aantal bij elkaar staande voorwerpen [trobbel] [N 91 (1982)] || een bepaalde hoeveelheid [meuk, zooi, spat, stauw, stoot, slof, stuiken, slodder, schoot] [N 91 (1982)] || een onbepaalde hoeveelheid [kwakkel, kwak] [N 91 (1982)] III-4-4
bepleisteren klenen: klē̜nǝ (Mheer), met leem bestrijken: met lē̜m bǝštrīkǝ (Mheer) De gevlochten vulling van een vak of wand met leemspecie bestrijken. In L 320a gebeurde het 'bezetten' met leem, kalk en haren die door de kapper bijeengespaard waren. Het aanbrengen van de leem werd in Q 121 door de 'leemklener' ('lēmklęǝnǝr') gedaan, in Q 96a en Q 96c door de 'plakker' ('pl'kǝr'). Zie voor het woordtype '(be)klenen' ook RhWb IV, kol. 705 s.v. 'klennen ii': ø̄Lehm in die Gefachwand schmieren, plästern.ø̄ Het woordtype 'spervelen' (Q 30) is een afleiding van het woord 'spervel', de benaming voor een rechthoekig plankje met aan de onderzijde een handvat dat wordt gebruikt bij het bepleisteren van muren. Zie ook het lemma 'Speciebord'. [S 21; L 1a-m; N 4A, 53h; N F, 56d; N 31, 45c; monogr.] II-9
beredderen beredderen: bereddere (Mheer), beredderen (Mheer) beredderen [SGV (1914)] || zaken in orde brengen, zorgen dat iets goed loopt [betimperen, betrekken, kwijten, beredderen] [N 85 (1981)] III-1-4
bergtop kop: kop (Mheer) top van een berg [spits, piek] [N 81 (1980)] III-4-4
bergx berg: bèèrg (Mheer), bergen (mv.): mvc.!  bérrəch (Mheer) berg || berg (bergen) [RND] III-4-4
bericht nieuws: eeg höb noews kreeige (Mheer), tijding: tiejing (Mheer) een mondeling of schriftelijk overgebrachte mededeling, inlichting [tijding, ting, weet, bericht] [N 87 (1981)] || Ik heb tijding (ting, teng, enz.) gekregen. [ZND 08 (1925)] III-3-1