e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q196p plaats=Mheer

Overzicht

Gevonden: 4071
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bleek bleek: bleik (Mheer), blèk (Mheer), hee es zoe: bleìk (Mheer), ə zīēt blèèk ōēt (Mheer) bleek [SGV (1914)] || bleek (hij ziet er bleek uit) [N 37 (1971)] || hij is zo bleek [ZND 21 (1936)] III-1-2
bleek, flets zien bleek uitzien: ə zīēt blèèk ōēt (Mheer), slecht uitzien: hee zie:t slèjt oet (Mheer) bleek (hij ziet er bleek uit) [N 37 (1971)] || hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)] III-1-2
bleke steen bleke brik: blęjkǝ brek (Mheer) Metselsteen die onvoldoende doorbakken is. [N 98, 165; S 37; monogr.; N 30 add.] II-8
blij blij: blie (Mheer) blij [SGV (1914)] III-1-4
blijven hangen, blijven plakken plakken: plakke (Mheer), pleisteren: plostere (Mheer) ergens steeds maar blijven, niet weg willen gaan [kleven, pekken, hukken, persten, plersten, pleisteren] [N 91 (1982)] III-4-4
blijven wachten blijven: blieve (Mheer), blīēve (Mheer), wachten: waajte (Mheer) blijven [DC 37 (1964)] || ergens blijven tot iets of iemand komt [tukken, wachten] [N 91 (1982)] || niet verder gaan, blijven [letten, banken, banketeren, wijlen, blijven] [N 91 (1982)] III-4-4
bliksem, bliksemflits bliksem: bliksem (Mheer, ... ) bliksem [SGV (1914)] || bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)] III-4-4
bliksemafleider bliksemafleider: bliksemaaflejjer (Mheer) Inrichting om de bliksem af te leiden en onschadelijk te maken; gewoonlijk een van het dak tot in de grond lopende metalen staaf (bliksemafleider, donderroede, donderkruit, donderspil) [N 79 (1979)] III-2-1
bliksemen bliksemen: et bleeksemt (Mheer, ... ), het bliksemt (Mheer), ⁄t bliksemt (Mheer) bliksemen [ZND 21 (1936)] || bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] || het bliksemt [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] III-4-4
blindemannetje spelen blindemannetje: blinnemenneke (Mheer) Het spel waarbij één van de spelers die de anderen moet vangen geblinddoekt is [kakkemommen, blindemannetje, blindekoe, blindekoekoek]. [N 88 (1982)] III-3-2