e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q196p plaats=Mheer

Overzicht

Gevonden: 4071
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boos kwaad: kaod (Mheer), koeëd (Mheer) 01; kwaad [SGV (1914)] || boos, kwaad ten gevolge van een belediging [kwaad, boos, vuil] [N 85 (1981)] III-1-4
boot(je) boot(je): beutsje (Mheer), boot (Mheer) een bootje (om te roeien) [ZND 24 (1937)] || een klein open vaartuig met riemen of zeil voortbewogen [boot, schuit] [N 90 (1982)] III-3-1
bord telder: teͅldər (Mheer), telloor: təlø&#x0304r (Mheer) bord (bij het eten gebruikt) [ZND 16 (1934)] III-2-1
borduren borduren: borduure (Mheer) Manier van handwerken waarbij met de naald figuren of bloemen in of op een stof worden vervaardigd (borduren, festonneren) [N 79 (1979)] III-1-3
borg borg: börg (Mheer) borg [SGV (1914)] III-3-1
borg blijven borg blijven: börg blieve (Mheer) Borg blijven voor iemand. [ZND 22 (1936)] III-3-1
borgen borgen: burge (Mheer) uitstel van betaling geven [borgen] [N 89 (1982)] III-3-1
borrel mesure: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  mesur (Mheer) druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)] III-2-3
borrelen (van water) bobbelen: böbbele (Mheer), borrelen: borrele (Mheer), wallen: walle (Mheer) bobbelen (t water bobbelt) [SGV (1914)] || bobbelend naar boven komen, gezegd van water [borrelen, wellen, walen, kwelmen] [N 81 (1980)] || door opstijgende damp- of gasbellen in beweging zijn, gezegd van vloeistoffen [bobbelen, borrelen, portelen, drijven] [N 91 (1982)] III-4-4
borstel borstel: beurshtel (Mheer), beurstel (Mheer), borsteltje: bursjtelke (Mheer, ... ) borstel [DC 15 (1947)], [SGV (1914)] || kwastachtige borstel [DC 15 (1947)] || schrobber (van takjes) [DC 15 (1947)] III-2-1