e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q196p plaats=Mheer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roep- en lokwoord voor de jonge eend piele, piele, piele: pilǝ, pilǝ, pilǝ, (Mheer) [VC 14, 2s -r-; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor de kip hup, hup: hyp, hyp (Mheer), luup: lyp (Mheer), luup, luup: lyp, lyp (Mheer), luup, luup, luup: lyp, lyp, lyp (Mheer), tiep: tip (Mheer) Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor een big kuusje, kuusje: kyšǝ, kyšǝ (Mheer) Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het kalf moets: mutš (Mheer), moetsje: mutškǝ (Mheer) Met kan een kalf roepen met de algemene benamingen kalf, kalfje, muk enzovoorts, met eigennamen als Liesje, met klanknabootsingen of eventueel met het rammelen van melkemmers. [N C, 17; VC 14, 2b (r] I-11
roep- en lokwoord voor het kuiken pietetje, pietetje: pitǝkǝ, pitǝkǝ (Mheer), tiet, tiet: tit, tit (Mheer), tiet, tiet, tiet: tit, tit, tit (Mheer) [N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het varken kuus: kyš (Mheer) In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r] I-12
roep- en lokwoorden voor het lam lemmen, lemmen, lem: lɛmǝ, lɛmǝ, lɛm (Mheer) [N 19, 74b; VC 14, 2k (R] I-12
roepen roepen: roope (Mheer, ... ), schreeuwen: sjrieëwe (Mheer) op een luide manier iets mededelen, roepen [skriesen] [N 87 (1981)] || roepen [SGV (1914)] || roepen (geen context) [DC 38 (1964)] III-3-1
roepen van de hengst naar de aankomende merrie joechelen: juxǝlǝ (Mheer), rauwelen: rou̯ǝlǝ (Mheer) Bij het naderen van de hengst joechelt (juicht) de merrie naar de hengst, die deze roep op zijn beurt beantwoordt met onder meer te rauwen, hummelen, joechelen e.d. In dit lemma zijn ook de enkele antwoorden uit vraag N 8A, 1c (zachtjes hinniken van de merrie tegen het veulen) ondergebracht, omdat zij enkel in dit kader passen; de gestelde vraag leverde geen enkele specifieke term op. [N 8, 47; N 8A, 1b en 1c] I-9
roepwoord voor de geit met, met, met: mɛt, mɛt, mɛt (Mheer) [N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.] I-12