e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q196p plaats=Mheer

Overzicht

Gevonden: 4071
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drinkbak voor de kippen waterbakje: wātǝrbɛkskǝ (Mheer) De drinkbak voor de kippen in het kippenhok. [A 48, 16c] I-6
drinken drinken: drīnke (Mheer) drinken [DC 03 (1934)] III-2-3
drinkglas glas: glās (Mheer) drinkglas [RND] III-2-1
drinkkuil in de wei kuil: kūl (Mheer) Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.] I-8
droesem kaam: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  köm (Mheer) droesem [ZND 23 (1937)] III-2-3
droge verfstoffen dodekop: dūǝdǝkǫp (Mheer) De poedervormige, kleurgevende bestanddelen van een verf. In dit lemma zijn de benamingen voor een aantal droge verfstoffen waarmee men vroeger zelf verf maakte, bijeengeplaatst. Rubriek A bevat algemene benamingen voor droge verfstoffen, terwijl onder B tot en met H de termen voor respectievelijk witte, gele, rode, blauwe, groene, bruine en zwarte verfstoffen zijn opgenomen. Droge verfstoffen werden in L 330 bewaard in 'laden' ('lājǝ'), 'trommels' ('trǫmǝls'), 'bussen' ('bø̜sǝ') en 'doosjes' ('dø̄skǝs'), in K 353 in 'vaatjes' ('v'tjǝs'), in Q 113 in 'blikken bussen' ('blekǝ bøs'), in L 328 in 'blikken bussen' ('blekǝ bø̜s'), in Q 121 in een 'blikken doos' ('blē̜xǝ duǝs'), in L 163 in 'tonnen' ('tonǝ'), in L 267 in 'tonnetjes' ('tø̜nkǝs') en 'houten kistjes' ('hǫwtǝ kesjǝs'), in Q 71 in 'houten bakjes' ('hōtǝn b'kskǝs'), in Q 203 in 'houten tonnetjes' ('hǭtǝ tønǝkǝs'), in Q 113 in 'houten tonnen' ('hōtǝ tǫnǝ'), in P 219 in een 'verfton' ('v'rǝftǫn'), en in L 414 in een 'papieren buil' ('papīrǝ bø̜jl'). [N 67, 1a; N 67, 1b; N 67, 2; N 67, 5-9; monogr.] II-9
drogen, droog worden (van gemaaid gras) weren: (volt dlw)  gǝwērt (Mheer) Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.] I-3
dronken een stuk in zijn kont: e sjtuk in z’n koont (Mheer), een stuk in zijn kraag: e sjtuk in z’nne kraag (Mheer), zat: ?? (Mheer), zaat (Mheer, ... ) dronken [N 10 (1961)] || zat [SGV (1914)] III-2-3
dronken zijn een pegel in hebben: ə hət nne peël in (Mheer), hem om hebben: ə hət m um (Mheer) dronken [N 10 (1961)] III-2-3
droog blijven overblijven: euëver blieve (Mheer), t blijft over]: ⁄t hoddelt euver (Mheer) droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] || droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)] III-4-4