e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mheer

Overzicht

Gevonden: 4071

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
alles kwijt blut: bløͅt (Mheer), boef: Adj. predicatief: ich bi boef.  boef (Mheer), kwijt: kwiet (Mheer), poel: poel (Mheer, ... ), poem: lange oe  poem (Mheer), poen: poen (Mheer), puts: pöts (Mheer) Alles bij het spel verloren hebben [keps, kaps, baard, dod, pret, bluts, rits, rutsel, rut, rus, molk, mol, mot]. [N 88 (1982)] || Alles kwijt, blut. || Alles kwijt. || Hoe heet iemand die alles bij het spel (bijvoorbeeld bij het knikkeren) heeft verloren? [ZND 29 (1938)] || kwijt {"alles -"bij t knikkeren} [SGV (1914)] || Zeer arm, alles kwijt. III-3-2
alpinomuts alpinomutsje (<it.): alpinomutske (Mheer) alpino(muts) [patsj] [N 25 (1964)] III-1-3
alsem els: WLD  èèls (Mheer) Alsem (artimisia). De gehele plant is witviltig behaard; de stengels zijn onderaan houtig; de bladeren zijn zeer diep ingesneden met draaddunne slippen; de bloemen staan in kleine, gesteelde hoofdjes aan meestal overhangende takken, de kleur van de bloeme [N 92 (1982)] III-4-3
altaar altaar (<lat.): op gen êlter (Mheer) Op het altaar (let op het geslacht!) [ZND 32 (1939)] III-3-3
andijvie andijve: andieve (Mheer, ... ) [ZND 01 (1922)] [ZND 32 (1939)] I-7
angel angel: aŋǝl (Mheer) Het verdedigingsmiddel van de bij dat zich aan het achterlijf bevindt. Het is een scherp, hol spiesje, van weerhaakjes voorzien en verbonden met een gifblaasje. Hiermee steken moer en werkbij. De dar mist dit wapen. [N 63, 73a; L 32, 26; JG 1a+1b; monogr.] II-6
angel van bij of wesp angel: angel (Mheer), WLD  angel (Mheer) angel, van bij of wesp [ZND 32 (1939)] || Hoe noemt u het orgaan waarmee bijen en wespen steken (angel) [N 83 (1981)] III-4-2
angst angst: angs (Mheer), angst (Mheer) angst [SGV (1914)] || het gevoel van beklemming en vrees, veroorzaakt door een [wezenlijk of vermeend] dreigend onheil of gevaar [angst, schijt, schrik] [N 85 (1981)] III-1-4
anjelier groffiaat: groffijaote (Mheer), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  grooffiejaat (Mheer) [DC 17 (1949)]Anjelier, Fr. oeillet, Lat. Dianthus [ZND 15 (1930)] I-7
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) anjer: -  anjer (Mheer), groffiaat: -  groffiaat (Mheer), klemtoon op; aote  groffijaote (Mheer), nagelbloem: -  nagelbloom (Mheer), violet: -  flèt (Mheer) tuinanjer [DC 17 (1949)], [SGV (1914)] III-2-1