22458 |
mei |
mei:
mei (Q196p Mheer)
|
De tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22452 |
meiboom |
mei:
męj (Q196p Mheer),
meiden:
meiden (Q196p Mheer)
|
De omstreeks 1 mei op het dorpsplein opgerichte boom die, met linten en kransen versierd, het middelpunt van allerlei volksvermaken vormde [meiboom]. [N 88 (1982)] || Versierde tak, kleine boom of vlag die op de nok van een onderdak gebracht huis wordt geplaatst. [N 88, 183; monogr.]
II-9, III-3-2
|
33337 |
meid, dienstmeid |
dienstbode:
dēnsbǭ (Q196p Mheer),
maagd:
māt (Q196p Mheer),
māx (Q196p Mheer)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24582 |
meidoorn |
doorn:
daore (Q196p Mheer),
haagdoorn:
de vrucht heet haag-appel
haag-doön (Q196p Mheer),
zie ook ZND01, a-m en ZND24, 039b, apart ingevoerd
haagdoorn (Q196p Mheer)
|
haag- of meidoorn, met witte bloemen [ZND 24 (1937)] || haagdoorn [SGV (1914)] || meidoorn [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
24331 |
meikever |
meikever:
meikever (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer),
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;
meikeêver (Q196p Mheer),
WLD (? - moeilijk leesbaar)
meikevver (Q196p Mheer),
preekheer:
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005; mannetje
prekhieer (Q196p Mheer)
|
Hoe noemt u de meikever: een soort kever, 24-30mm lang; met dekschild, de poten en sprieten zijn bruinrood, de kop en het borststuk zwart met op de onderzijde een dichte witte beharing; de buiksegmenten zijn zwart met aan elke zijde een opvallende, helwit [N 83 (1981)] || meikever [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || meikever, algemeen [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
33553 |
meiraap |
reube:
WLD
reup (Q196p Mheer)
|
De meiraap, een vroege variëteit van de raap (meiraap, tolletje, knolletje, kelen, raap). [N 82 (1981)]
I-7
|
20309 |
meisje |
meidje:
meitsje (Q196p Mheer),
määtsche (Q196p Mheer),
mèèdsje (Q196p Mheer),
klein meisje
mèèdeke (Q196p Mheer)
|
(meisje;) Zijn er verschillende namen voor kinderen van verschillende leeftijden? [DC 05 (1937)] || meisje [SGV (1914)], [ZND 11 (1925)] || meisje; (Zijn er verschillende namen voor kinderen van verschillende leeftijden?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20366 |
meisje met wie een jongen verkering heeft |
liefste:
leëste (Q196p Mheer),
(= liefste).
leeëste (Q196p Mheer),
meidje:
mèèdsje (Q196p Mheer)
|
het meisje met wie men verkering heeft [parmeteit, meid, fem, frul, caprice] [N 87 (1981)] || Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft? (Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20381 |
meisje met wie men verloofd is |
liefste:
leëste (Q196p Mheer)
|
Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is? (Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
34237 |
melk |
melk:
melk (Q196p Mheer),
męlk (Q196p Mheer),
męlǝk (Q196p Mheer)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|