34241 |
melk zeven |
zijen:
zii̯ǝ (Q196p Mheer)
|
De melk door een doek, zeef of filter laten vloeien om de melk te zuiveren van onbruikbare of verontreinigende stoffen of bestanddelen. [S 46; Wi 30; monogr.; add. uit N 12, L 324]
I-11
|
21288 |
melkboer |
melkboer:
mɛləkbu.ər (Q196p Mheer)
|
melkboer [RND]
III-3-1
|
24808 |
melkdistel |
ganzentong:
gaozetoong (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer),
gōͅzətōŋ (Q196p Mheer),
melkdistel:
melkdeestel (Q196p Mheer),
WLD
melkdeestel (Q196p Mheer),
paardsdistel:
pjarsdeestel (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer,
Q196p Mheer)
|
[ZND 01 a-m (1922)]melkdistel [ZND 01 (1922)] || Melkdistel (sochus oleraceus 20 tot 100 cm groot. De bladeren zijn meestal ingesneden en de stengel omvattend, zacht stekelig getand, dofgroen van kleur. De bloemhoofdjes zijn klein, de bloemen zijn lichtgeel. Bloeitijd van juni tot oktober (zijdistel, [N 92 (1982)] || Melkdistel (Sochus oleraceus) [N 92 (1982)] || Zachte melkdistel (voor konijnen) [ZND 23 (1937)]
I-7, III-4-3
|
34227 |
melkstoeltje |
melkstoel:
melkštoǝl (Q196p Mheer),
melkstoeltje:
mɛlkštølkǝ (Q196p Mheer)
|
Houten krukje met drie of vier poten waarop men zit bij het melken van de koeien. Zie afbeelding 10. [A 9, 13; A 42, 18a; JG 1d; monogr.]
I-11
|
17624 |
melktanden |
melktandjes:
melktennekes (Q196p Mheer)
|
melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19930 |
melkzeef |
zij:
zii̯ (Q196p Mheer),
zijbaar:
zii̯bǭr (Q196p Mheer)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|
19137 |
menen |
menen:
mienge (Q196p Mheer)
|
van mening zijn [peinzen, menen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
20149 |
mens (alg.) |
mens:
ook voor man en vrouw; sympathiek medelijden
miensj (Q196p Mheer)
|
mens; wordt mensch gebruikt in de betekenis van man? Spreekt een vrouw b.v. van mn mensch?, wanneer ze haar man bedoelt? Komt het mensch voor in de betekenis van vrouw? En bedoelt men met die zegswijze alleen geringachting of ook sympathiek medelijden? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
24212 |
merel |
merel:
meële (Q196p Mheer),
mjalle (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer),
mêrel (Q196p Mheer),
[ a klein geschreven]
meeale (Q196p Mheer),
oud
mjaele (Q196p Mheer),
oude uitspraak: mejalle
meële (Q196p Mheer),
vroeger: mejalle
meële (Q196p Mheer)
|
Hoe heet de merel? [DC 06 (1938)] || merel [DC 50b (1975)], [SGV (1914)] || merel (25,5 overal bekend; man zwart met gele bek; pop zwak-gevlekt bruin; mooie zang; kooivogel; vergelijk met spreeuw [031] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17563 |
merg |
merg:
merg (Q196p Mheer),
mèrrek (Q196p Mheer),
mèèrg (Q196p Mheer)
|
[N 10a (1961)]het merg (in de beenderen) [ZND 31 (1939)] || merg [SGV (1914)]
III-1-1
|