id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
20339 | stiefvader | stiefvadar: vroeger; cf. WNT s.v. "vaar (I)"(samengetrokken vorm van vader). sjteëfvaar (Mheer), stiefvader: sjteëfvaader (Mheer) | stiefvader [DC 05 (1937)] III-2-2 |
20342 | stiefzoon | stiefzoon: sjteëfzôôn (Mheer), voorkind: kde benaming wordt ook gebruikt voor een kind van een ongehuwde moeder veurkīēnd (Mheer) | stiefzoon [DC 05 (1937)] III-2-2 |
19308 | stiekem | heimelijk: hemelik (Mheer), stiekem: sjtiekem (Mheer), stilletjes: sjtillekes (Mheer) | boosaardige streken in het geheim bedrijvend [heimelijk, geniepig, gniep, stiekem] [N 85 (1981)] || heimelijk, stiekem, in het geniep [stilles] [N 07 (1961)] || niet laten blijken dat iets bekend is of plaats vindt, in het geheim dingen doend [stiekem, heimelijk, tersmuiks] [N 85 (1981)] III-1-4 |
34050 | stier | duur: dø̄r (Mheer), stier: stēr (Mheer), štēr (Mheer) | Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11 |
18003 | stijf van vingers en handen | stijf: sjtīēf (Mheer) | stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)] III-1-2 |
19327 | stijfkop | stijfkop: sjtīēfkop (Mheer) | iemand die zeer koppig is, die niet graag ongelijk toegeeft [stijfkop, werskop, stijloor, strekel] [N 85 (1981)] III-1-4 |
19328 | stijfkoppig | wars: weersj (Mheer) | niet gemakkelijk te bewegen een houding of opvatting te laten varen of ongelijk te bekennen, zeer koppig [stug, wers] [N 85 (1981)] III-1-4 |
19641 | stijfsel | stijf: samen met znd 7, 48 st‧īf (Mheer) | de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes) [ZND 32 (1939)] III-2-1 |
19642 | stijfselpap | stijf: stie:f (Mheer) | stijfselpap [ZND 32 (1939)] III-2-1 |
27438 | stijl | stol: štǫl (Mheer) | Het verticale deel van een kozijn waaraan de deur of het raam zijn opgehangen of waartegen deze aanslaan. Kozijnstijlen waren vroeger doorgaans van grenehout, tegenwoordig zijn zij ook van hardhout, metaal of kunststof. [N 55, 7a; monogr.] II-9 |