18890 |
zonder opzet |
zonder bezei:
zonder bezei (Q196p Mheer)
|
zonder opzet, zonder bedoeling [buiten besouw] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32762 |
zonder voor spitten |
buttelen:
bø̜tǝlǝ (Q196p Mheer)
|
Manier van spitten waarbij men - anders dan bij het spitten in voren - min of meer in de breedte werkt en iedere spade grond voor zich uit (voor de hand) omlegt. [N 11, 65c; N 11A, 148b; div.]
I-1
|
18342 |
zool van een schoen |
zool:
zaol (Q196p Mheer)
|
zool van een schoen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
28991 |
zoom |
boord:
boord (Q196p Mheer),
zoom:
zoam (Q196p Mheer),
zǫwm (Q196p Mheer)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
20189 |
zoon |
jong:
jong (Q196p Mheer),
zoon:
zooan (Q196p Mheer),
zoon (Q196p Mheer),
zoön (Q196p Mheer),
zôôn (Q196p Mheer)
|
(zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || zoon [SGV (1914)] || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] || zoon; onze buurman heeft een zoon en een dochter; volw. [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
20826 |
zout |
zout:
zŏŏt (Q196p Mheer)
|
zout [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
19222 |
zuchten |
zuchten:
zuchte (Q196p Mheer)
|
zuchten [snokke] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
21072 |
zuigen |
zuiken:
zōēke (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer,
Q196p Mheer)
|
limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)] || zuigen [DC 38 (1964)] || zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
20286 |
zuigfles |
fles:
de flesj (Q196p Mheer)
|
zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
21324 |
zuinig |
zuinig:
zuinig (Q196p Mheer),
zuunig (Q196p Mheer)
|
van zijn bezit telkens een zo klein mogelijk gedeelte uitgevend om te sparen [zuinig, econoom, civiel, benauwd, kiem] [N 89 (1982)] || zuinig [SGV (1914)]
III-3-1
|