e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mheer

Overzicht

Gevonden: 4071
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de kaarten ronddelen geven: gēəvə (Mheer) De kaarten ronddelen [delen, geven, hangen]. [N 88 (1982)] III-3-2
de kaarten schudden mengelen: mingele (Mheer) Speelkaarten door elkaar mengen zodat volgkaarten goed verspreid liggen [schudden, schokken, wassen, schieten, mingelen]. [N 88 (1982)] III-3-2
de kaarten steken steken: sjteeke (Mheer) De kaarten op een bepaalde manier schudden om vals te kunnen spelen [steken]. [N 88 (1982)] III-3-2
de morgen luiden dag luiden: et loe:wt daag (Mheer) De angelusklok luidt. [ZND 32 (1939)] III-3-3
de stal uitmesten schoonmaken: šunmākǝn (Mheer) De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.] I-11
de was blauwen (de) was blauwselen: de wĕsch [blēͅtschele (Mheer), de wèsh bluisele (Mheer), blauwselen: bleusele (Mheer) blauwen [ZND 08 (1925)] || blauwen [de wasch ~ ] [SGV (1914)] III-2-1
de was bleken bleken: bleeke (Mheer), bleike (Mheer) de was op de bleek leggen [ZND 21 (1936)] || het bleken van wasgoed in de zon op een grasveld [DC 15 (1947)] III-2-1
de was doen beuken: bøͅkə (Mheer) wassen met houtas III-2-1
de was invochten sprinkelen: sjpreenkələ (Mheer) het vochtig maken van strijkgoed [DC 28 (1956)] III-2-1
de was mangelen mangelen: mangele (Mheer), wringen: vringe (Mheer) De was glad maken d.m.v. een mangel (mangelen, wringen) [N 79 (1979)] III-2-1